Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgever
Rechtbank Overijssel (Locatie Zwolle), 27 december 2021
ECLI:NL:RBOVE:2021:4913
Verwijten aan het adres van stratenmaker (harddrugsgebruik en slapen tijdens werktijd, vrij omspringen met eindtijden, negatieve uitlatingen over werkgever en zonder afmelding niet op werk verschijnen) vormen wegens onvoldoende onderbouwing geen dringende reden.

Feiten

Werknemer is op 19 april 2021 in dienst getreden bij werkgever. De laatste functie die hij vervulde, is die van stratenmaker. De arbeidsovereenkomst is aangegaan tot 18 november 2021. Op 24 augustus 2021 heeft werknemer om 5.09 uur via WhatsApp een bericht gestuurd aan een collega met wie hij zou meerijden naar de werkplek van die dag. In dat bericht heeft hij laten weten dat hij niet meerijdt, omdat hij zich niet goed voelt. Vervolgens heeft hij om 10.14 uur per WhatsApp het volgende bericht gestuurd naar werkgever: ‘Ik blijf vandaag thuis voel me niet goed ik heb ook al 2 dagen ruzie met me vrouw. Ik zie dat me bericht niet over is gekomen dus ik stuur je nog een keer dit berichtje die je vanmorgen al moest hebben van mijn’. Op 25 augustus 2021 heeft werkgever werknemer op staande voet ontslagen. Dit ontslag heeft werkgever schriftelijk aan werknemer bevestigd per brief van 26 augustus 2021. In deze brief heeft werkgever de volgende omstandigheden als dringende reden aangemerkt: meermaals (hard)drugs gebruiken tijdens werktijd, tijdens werktijd slapen in de bedrijfsbus, vrij omspringen met de eindtijden van de werkdag, zich tegenover opdrachtgevers en overige derden negatief uitlaten over werkgever en op 24 augustus 2021 zonder enige vorm van afmelding niet op het werk verschijnen. Werknemer werkt sinds medio/eind september 2021 als stratenmaker voor een andere werkgever. Werknemer verzoekt voor recht te verklaren dat werkgever de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Daarnaast verzoekt hij werkgever te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding, de gefixeerde schadevergoeding en een transitievergoeding.

Oordeel

(Hard)drugsgebruik tijdens werktijd

Ten aanzien van het gebruik van (hard)drugs tijdens werktijd overweegt de kantonrechter dat werkgever onvoldoende heeft onderbouwd dat werknemer zich hieraan schuldig heeft gemaakt. Werkgever heeft ter onderbouwing een getuigenverklaring overgelegd van de heer X van 25 augustus 2021 en een aantal WhatsApp-berichten van werknemer. Afgezien van de discussie of de verklaring van de heer X al dan niet betrouwbaar is, is deze verklaring over het vermeende gebruik van (hard)drugs door werknemer weinig concreet. Zo wordt niet beschreven welke vorm van drugs werknemer op welke wijze tot zich heeft genomen. Evenmin heeft de heer X geconcretiseerd waaraan hij merkte dat werknemer op de aangegeven momenten onder invloed was van (hard)drugs. Ook uit de overgelegde WhatsApp-berichten kan de kantonrechter niet opmaken dat werknemer tijdens werktijd drugs gebruikte of onder invloed was van drugs. De kantonrechter verwerpt deze aangevoerde grond voor het ontslag op staande voet dan ook als onvoldoende onderbouwd.

Zonder afmelding niet op het werk verschijnen

Een andere door werkgever aangedragen grond die aangemerkt zou kunnen worden als dringende reden is het zonder afmelding niet verschijnen op het werk. Ook op dit punt heeft werknemer echter gemotiveerd betwist dat hiervan sprake is. Werknemer heeft aan de hand van door hem overgelegde WhatsApp-berichten uiteengezet dat hij op 24 augustus 2021 aan zijn directe collega heeft laten weten dat hij die dag niet komt werken, omdat hij zich niet goed voelt. Ook heeft hij toegelicht dat hij ’s ochtends op tijd een bericht had gestuurd aan werkgever, maar dat hij later zag dat hij niet op verzenden had gedrukt en dat hij dit om 10.14 uur alsnog heeft gedaan. De kantonrechter leidt hieruit af dat werknemer wel aan werkgever heeft laten weten dat hij 24 augustus 2021 niet kwam werken. De wijze waarop hij dit heeft gedaan en de reden van zijn afwezigheid zijn mogelijk niet conform de geldende voorschriften, maar dat heeft werkgever niet onderbouwd en daar zal de kantonrechter dan ook niet nader op ingaan.

Overige gronden

De overige door werkgever aangevoerde gronden zijn, zowel afzonderlijk als in samenhang gezien, onvoldoende om een ontslag op staande voet te rechtvaardigen. Weliswaar gaat het hier om serieuze verwijten ten aanzien van het functioneren van werknemer die nopen tot een goed gesprek tussen partijen. De verwijten zijn echter niet zodanig, dat deze zijn aan te merken als een dringende reden in de zin van artikel 7:677 lid 1 BW. Hiermee komt de kantonrechter tot de conclusie dat het ontslag op staande voet onterecht is gegeven. De verzochte verklaring voor recht wordt daarom toegewezen. Ook wijst de kantonrechter de verzoeken tot toekenning van de gefixeerde schadevergoeding, een transitievergoeding en een billijke vergoeding toe.

Hoogte billijke vergoeding

Voor de hoogte van de billijke vergoeding is het uitgangspunt dat werkgever ernstig verwijtbaar heeft gehandeld door werknemer op staande voet te ontslaan, zonder dat daar een geldige dringende reden aan ten grondslag lag. Werknemer heeft zich daardoor ten onrechte geconfronteerd gezien met een plotseling einde van zijn arbeidsovereenkomst en het stopzetten van zijn loon. Anderzijds moet bij het vaststellen van de hoogte van de billijke vergoeding rekening worden gehouden met de omstandigheid dat werknemer binnen een maand na het ontslag al een andere baan als stratenmaker heeft gevonden waar hij – naar eigen zeggen – zich beter op zijn plaats voelt. Rekening houdend met de aan werknemer toegekende transitievergoeding en vergoeding wegens onregelmatige opzegging, acht de kantonrechter het passend dat voor de hoogte van de billijke vergoeding wordt aangesloten bij het salaris dat werknemer tussen 1 oktober 2021 en 18 november 2021 nog zou hebben verdiend als hij de tijdelijke arbeidsovereenkomst had uitgediend. In dat licht zal het verzochte bedrag van € 3.832,00 worden toegewezen.