Rechtspraak
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 10 januari 2022
ECLI:NL:RBAMS:2022:12
Feiten
Jefferson Wells B.V. maakt onderdeel uit van de Manpower Groep en bemiddelt in vaste en interim-banen voor professionals, onder meer op het gebied van finance. Werkneemster is met ingang van 15 oktober 2008 bij (de rechtsvoorgangster van) Jefferson Wells in dienst getreden. Haar huidige functie is interim-professional. Binnen Jefferson Wells wordt gebruikgemaakt van het systeem ‘Flexservice’ om gegevens van medewerkers die bij derden worden gedetacheerd op te slaan. Hierin wordt veel persoonlijke informatie opgenomen. Werkneemster heeft binnen Jefferson Wells aangekaart dat deze persoonlijke gegevens zichtbaar zijn voor veel medewerkers binnen Jefferson Wells. Op 12 juli 2018 heeft zij een klacht ingediend over de schending van haar privacy. Op 19 januari 2019 heeft werkneemster zich ziek gemeld. De bedrijfsarts heeft geadviseerd om eerst met elkaar te spreken over de ontstane situatie en dat re-integratie op dat moment van ondergeschikt belang was. Medio 2019 is een mediationtraject gestart. Pas medio 2020 is tot re-integratie van werkneemster overgegaan. Jefferson Wells stelde een tweedespoortraject voor; werkneemster was het hier niet mee eens. Op 24 november 2020 is het mediationtraject beëindigd. Eind 2020 heeft het UWV besloten dat de loondoorbetalingsverplichting tot 23 februari 2021 wordt verlengd (loonsanctie). Jefferson Wells verzoekt de arbeidsovereenkomst vanwege een verstoorde arbeidsverhouding te ontbinden onder toekenning van de transitievergoeding. Werkneemster verweert zich tegen het verzoek en concludeert primair tot afwijzing daarvan. Mocht de kantonrechter tot ontbinding overgaan, dan verzoekt werkneemster onder meer toekenning van de transitievergoeding en een billijke vergoeding van € 750.000.
Oordeel
Ontbinding arbeidsovereenkomst
De kantonrechter overweegt dat het conflict tussen partijen een lange historie kent. Werkneemster heeft aan de orde gesteld dat de door Jefferson Wells gebruikte programmatuur ‘Flexservice’ niet voldeed aan de eisen die de privacywetgeving daaraan stelt. Jefferson Wells heeft hierop in eerste instantie niet adequaat gereageerd, zoals zij zelf ook toegeeft. Daarmee heeft Jefferson Wells een voedingsbodem geschapen die heeft geleid tot verdere escalatie in de verhouding tussen partijen. Sinds de aanvang van de arbeidsongeschiktheid van werkneemster op 19 januari 2019 zijn er vele gesprekken tussen partijen geweest, waaronder diverse gesprekken onder leiding van een mediator. Deze hebben niet tot een verbetering in de relatie tussen partijen geleid. In afwachting van de uitkomst van deze gesprekken is van feitelijke re-integratie geen sprake geweest. Toen daarvoor wel mogelijkheden werden gezien, eerst na anderhalf jaar na aanvang van de arbeidsongeschiktheid, is van de zijde van Jefferson Wells meteen voor spoor 2 gekozen, terwijl spoor 1 (eerst) aangewezen was geweest. In de loop van de inmiddels bijna drie jaar van arbeidsongeschiktheid is de verhouding tussen partijen ernstig geëscaleerd en kan van vertrouwen aan de zijde van partijen dat nog een oplossing kan worden bereikt, nauwelijks sprake meer zijn. De conclusie is dat het ontbindingsverzoek op de g-grond wordt toegewezen, onder toekenning van de transitievergoeding.
Billijke vergoeding
De kantonrechter oordeelt dat Jefferson Wells ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Haar valt met name te verwijten dat zij niet adequaat is ingegaan op de klachten van werkneemster over de privacyschendingen en hoe zij haar rol als werkgeefster in het re-integratietraject heeft opgepakt. Daarnaast heeft Jefferson Wells een scheve schaats gereden ten aanzien van het in eerste instantie overslaan van re-integratie in spoor 1. Hieraan doet niet af dat op het gedrag van werkneemster ook wel wat is aan te merken. Rekening houdend met de inkomensschade van werkneemster, de (vrij hoge) mate van verwijtbaarheid aan de zijde van Jefferson Wells en de als gevolg daarvan door werkneemster geleden immateriële schade, alsmede de hoogte van de transitievergoeding, acht de kantonrechter een billijke vergoeding van € 37.500 passend.