Rechtspraak
Rechtbank Amsterdam, 24 januari 2022Feiten
Mevrouw X is met ingang van 22 juli 2000 een overeenkomst voor onbepaalde tijd aangegaan met (de rechtsvoorganger van) Mediahuis Distributie B.V. (hierna: Mediahuis) voor werkzaamheden als depothouder. Zij was er als depothouder kort gezegd verantwoordelijk voor dat de kranten tijdig werden bezorgd, vanuit het depot. Op 8 januari 2021 heeft Mediahuis de overeenkomst met X opgezegd per 8 juli 2021. X heeft tegen deze opzegging bezwaar gemaakt. Tussen partijen is thans in geschil of sprake is van een overeenkomst van opdracht (standpunt Mediahuis) of van een arbeidsovereenkomst (standpunt X).
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. Allereerst is van belang wat partijen hebben bedoeld met elkaar af te spreken. In de overeenkomsten tussen partijen staat expliciet dat het gaat om overeenkomsten van opdracht ex artikel 7:400 BW. Op de overeenkomsten zijn algemene voorwaarden van toepassing. In de algemene voorwaarden staat onder meer dat het de depothouder vrijstaat zich te laten vervangen, maar dat de depothouder zelf verantwoordelijk blijft voor de uitvoering van de opdracht. Dit laatste past niet binnen het kader van een arbeidsovereenkomst. Vervolgens is de vraag hoe partijen uitvoering hebben gegeven aan de overeenkomst en of aan elk van de elementen van een arbeidsovereenkomst is voldaan. Vaststaat dat X de werkzaamheden als depothouder voor het grootste deel altijd persoonlijk heeft uitgevoerd. Mediahuis voert echter terecht aan dat dat niets afdoet aan het feit dat zij daartoe niet verplicht was. Ter zitting heeft X er ook blijk van gegeven zich er zeer bewust van te zijn dat het haar eigen verantwoordelijkheid was om het depothouderschap uit te voeren en dat zij begreep dat zij zelf verantwoordelijk was voor vervanging van haarzelf op het moment dat zij niet beschikbaar zou zijn. Andere depothouders regelden overigens zonder tussenkomst van Mediahuis hun vervanging tijdens vakantie of ziekte. X kreeg een vergoeding voor haar werkzaamheden, maar van loondoorbetaling tijdens ziekte en pensioenopbouw was geen sprake. Ten aanzien van het element ‘gezag’ voert X onder meer aan dat zij een gedetailleerd handboek moest gebruiken en dat zij van tijd tot tijd directe opdrachten kreeg van Mediahuis. Ten aanzien van het handboek voert Mediahuis aan dat het een handboek betreft met voorbeeldbrieven, die als handvat dienen voor de depothouders. Als zij die brieven overnemen (bijvoorbeeld bij ontslag van een bezorger) dan weten zij dat ze juridisch gezien het juiste doen. De depothouders zijn echter vrij om hun eigen woorden te gebruiken in hun brieven. Het handboek is vooral bedoeld als ondersteuning. De opdrachten die X kreeg vanuit Mediahuis hadden altijd te maken met het eindresultaat van de opdracht. X was echter vrij in de wijze waarop zij haar werkzaamheden uitvoerde. Met betrekking tot de werktijden heeft Mediahuis aangevoerd dat het de depothouder vrijstaat deze naar eigen inzicht in te vullen. De kantonrechter overweegt dat het van een sterk ontwikkeld verantwoordelijkheidsgevoel getuigt dat X vanaf 3.00 uur ’s nachts op het depot aanwezig was en zich 24 uur per dag beschikbaar hield, maar het rechtvaardigt niet de conclusie dat hier een instructie van Mediahuis aan ten grondslag lag. Op grond van het voorgaande concludeert de kantonrechter dat tussen partijen sprake was van een overeenkomst van opdracht en niet van een arbeidsovereenkomst. Daarbij geeft de doorslag dat X zichzelf zonder toestemming van Mediahuis kon laten vervangen en dat zij een behoorlijke mate van vrijheid had in het uitvoeren van haar taken. De door X verzochte verklaring voor recht dat sprake is van een arbeidsovereenkomst wordt afgewezen.