Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland, 12 januari 2022
ECLI:NL:RBNHO:2022:150
Feiten
NL People B.V. (hierna: NL People) is een uitzendbureau dat vijf arbeidskrachten uitgeleend heeft aan schoonmaakbedrijf Bachiri B.V. h.o.d.n. B-Flex Cleaning (hierna: B-Flex), die vooral schoonmaakwerkzaamheden verricht in de horecasector. In verband met de uitbraak van COVID-19 is de horecasector van overheidswege gedwongen gesloten geweest in de periode van 15 maart 2020 tot 1 juni 2020. De overheid heeft daarom de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid (hierna: de NOW-regeling) getroffen. Uitzendbureaus kunnen een beroep doen op deze regeling. B-Flex heeft de facturen hiervoor vanaf 22 maart 2020 niet betaald, omdat zij van mening is dat het uitzendbureau de NOW dient aan te vragen voor de ter beschikking gestelde uitzendkrachten. NL People reageert in een e-mail van 26 maart 2020 dat de facturen dienen te worden betaald en verrekening plaatsvindt zodra de hoogte van de NOW-vergoeding is vastgesteld. Op 30 juni 2020 heeft NL People een creditfactuur gestuurd aan B-Flex van € 8.356,66, omdat zij met vier van de vijf uitzendkrachten een vaststellingsovereenkomst heeft gesloten. Hierin zijn de uitzendovereenkomsten met wederzijds goedvinden tussentijds beëindigd met ingang van 31 mei 2020, zodat de betreffende uitzendkrachten per 1 juli 2020 niet langer in dienst waren van NL People. In totaal resteert een te betalen bedrag van € 22.596,91. NL People heeft gebruikgemaakt van de NOW-regeling. NL People is niet langer bereid het bedrag dat zij inmiddels onder deze regeling heeft ontvangen voor de genoemde vijf uitzendkrachten – welk bedrag de accountant van NL People heeft becijferd op € 3.391,02 – in mindering te brengen op de facturen. NL People maakt daarom aanspraak op betaling van het volledige openstaande factuurbedrag. B-Flex heeft dit bedrag niet betaald. NL People vordert daarom onder meer betaling van deze facturen. Volgens B-Flex kwalificeren de coronapandemie en de als gevolg daarvan genomen overheidsmaatregelen als een onvoorziene omstandigheid als bedoeld in artikel 6:258 BW. B-Flex stelt dat de inleenovereenkomsten niet (ongewijzigd) in stand kunnen blijven en dat zij niet gehouden is de facturen (volledig) te betalen.
Oordeel
Anders dan NL People heeft betoogd, wordt in het algemene overeenkomstenrecht het leerstuk van de onvoorziene omstandigheden beschouwd als de meest voor de hand liggende remedie voor aanpassing van een contractuele verhouding op grond van de coronacrisis. De rechtbank volgt dan ook niet het standpunt van NL People dat rechtspraak over dit leerstuk in huurrechtzaken niet relevant is. Sterker, voor de beoordeling van deze zaak hecht de rechtbank groot belang aan deze rechtspraak. Zij wijst daarbij in het bijzonder naar de prejudiciële beslissing van de Hoge Raad van 24 december 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1974) en de conclusie van de A-G voor de prejudiciële beslissing (ECLI:NL:PHR:2021:902). De rechtbank is van oordeel dat de coronapandemie en de ten gevolge daarvan door de overheid genomen beperkende maatregelen niet zijn verdisconteerd in de inleenovereenkomsten die partijen hebben gesloten vóór 15 maart 2020. B-Flex heeft voldoende (met stukken) onderbouwd toegelicht dat zij de betreffende vijf uitzendkrachten niet kon laten werken bij haar opdrachtgever La Place. Ter zitting heeft zij bovendien toegelicht dat zij deze uitzendkrachten ook niet bij een andere opdrachtgever kon inzetten, simpelweg omdat haar meeste opdrachtgevers nu juist in de horecabranche zitten. De rechtbank is van oordeel dat NL People onder deze omstandigheden geen ongewijzigde instandhouding van de inleenovereenkomsten mag verwachten. Evenmin valt in te zien dat de coronacrisis en de in dat kader genomen beperkende maatregelen van de overheid krachtens de aard van de inleenovereenkomsten en de in het verkeer geldende opvattingen voor rekening van B-Flex moeten komen. Dit betekent dat de inleenovereenkomsten niet ongewijzigd in stand kunnen blijven. De rechtbank acht het redelijk het financiële nadeel dat hierdoor is ontstaan gelijk te verdelen over beide partijen, omdat dit nadeel niet in de risicosfeer van NL People ligt en evenmin in die van B-Flex. De rechtbank verstaat onder het financiële nadeel: de openstaande hoofdsom, voor zover niet reeds gecompenseerd door de financiële steun die NL People van de overheid heeft ontvangen in de vorm van de NOW-regeling.