Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 21 januari 2022
ECLI:NL:RBROT:2022:868
Feiten
Werkneemster heeft voor Srisuvie B.V. (hierna: Srisuvie) werkzaamheden verricht op het gebied van (onder andere) marketing. Srisuvie is een marketingorganisatie die zich richt op elektrische voertuigen. Werkneemster heeft ook een eenmanszaak. Bij Srisuvie zijn drie personen werkzaam: de bestuurder/enig aandeelhouder, de heer X en werkneemster. De bestuurder/enig aandeelhouder heeft begin 2019 ten behoeve van Srisuvie een Europese subsidie aangevraagd en beschikbaar gesteld gekregen. Van die subsidie diende een bedrag van € 163.730 aan personeelskosten te worden besteed. Werkneemster heeft in augustus 2019 om een werkgeversverklaring verzocht, die door bestuurder/enig aandeelhouder is verstrekt. Bij e-mail van 18 oktober 2019 bericht werkneemster aan de bestuurder/enig aandeelhouder dat het de intentie is om de onderneming vanuit compagnonschap verder uit te bouwen en dat de drie betrokkenen allen werkzaam zijn in loondienst van Srisuvie en dat X en werkneemster een arbeidsovereenkomst krijgen toegezonden, ingaande per 1 november 2019. Werkneemster heeft regelmatig om betaling van haar salaris moeten verzoeken. Nadat haar toegang tot de digitale systemen van Srisuvie werd geblokkeerd en zij haar laptop heeft moeten inleveren, heeft werkneemster ten laste van Srisuvie beslag gelegd. Bij vonnis in kort geding is dit beslag opgeheven. Werkneemster stelt dat zij vanaf 1 november 2019 werkzaam is op een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd en vordert een bedrag van € 48.600,72 bruto aan salaris over de periode mei 2020 tot en met juni 2021 en vanaf de maand juli 2021 een maandelijkse salarisbetaling van € 3.471,48 tot het moment waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd. Werkgeefster betwist dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst omdat er geen sprake was van een gezagsverhouding, partijen een gelijkwaardige samenwerking zijn aangegaan en werkneemster zich ook steeds heeft voorgedaan als mede-eigenaar en strategisch partner en niet als werkneemster. De verloning en het aangaan van de arbeidsovereenkomst was nodig of vereist voor het verkrijgen van de subsidie.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt dat de vordering van werkneemster is gegrond op het bestaan van een arbeidsovereenkomst en dat daarom het oordeel hierover een zogenoemde “alles of niets”-beslissing is. De kantonrechter verwijst naar het arrest van de Hoge Raad van 6 november 2020, ECLI:NL:HR:2020:1746 (X/Gemeente Amsterdam) met betrekking tot de kwalificatie van een overeenkomst en de vraag welke rechten en verplichtingen partijen zijn overeengekomen. Uit de correspondentie tussen partijen wordt afgeleid dat partijen diverse keren hebben gesproken over een arbeidsovereenkomst, zonder dat een dergelijke overeenkomst is opgesteld. Srisuvie heeft door het aanvragen van de subsidie een loonbetalingsverplichting op zich genomen. Naast het overleggen van diverse loonstroken, aangiften loonbelasting 2019/2020 heeft werkneemster ook stukken ingebracht waaruit blijkt dat Srisuvie als werkgever van werkneemster vier NOW-aanvragen heeft ingediend, die alle ten behoeve van het loon van werkneemster zijn toegekend. Daarnaast heeft werkneemster de overeengekomen taken persoonlijk verricht en is er voldoende aanleiding om te veronderstellen dat er sprake was van een gezagsverhouding. De kantonrechter oordeelt dat daarmee voorshands is bewezen dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst en laat Srisuvie toe tot het leveren van tegenbewijs.