Rechtspraak
Rechtbank Den Haag (Locatie Gouda), 11 januari 2022
ECLI:NL:RBDHA:2022:257
Feiten
Werknemer is op 1 oktober 2019 in dienst getreden bij Holland Car Company B.V. (hierna: Holland Car) in de functie van verkoopadviseur. Op 7 september 2021 heeft werknemer een officiële waarschuwing gekregen. Op 16 september 2021 heeft werknemer namelijk tijdens werktijd telefonisch gesproken met een klant van Holland Car, waarin hij aangeeft dat hij op de achtergrond bezig is om wat voor zichzelf te gaan doen en een auto ter beschikking heeft die wellicht wat voor de klant is. Holland Car heeft dit gesprek opgenomen. Op basis van dit gesprek is tussen werknemer en de klant geen koop gesloten. Holland Car heeft dit gesprek op 23 september 2021 beluisterd. Op 24 september 2021 heeft zij werknemer op staande voet ontslagen. Werknemer heeft zich met ingang van 22 november 2021 als eenmanszaak ingeschreven bij de KvK met als activiteiten de handel in en reparatie van personenauto’s en lichte bedrijfsauto’s. Werknemer verzoekt primair het ontslag op staande voet te vernietigen en Holland Car te verplichten werknemer toe te laten tot zijn werkzaamheden en subsidiair Holland Car te veroordelen tot betaling van de transitievergoeding, vergoeding wegens onregelmatige opzegging en billijke vergoeding.
Oordeel
De kantonrechter overweegt dat Holland Car het telefoongesprek van 16 september 2021 niet heimelijk heeft mogen opnemen. De verdenking van Holland Car dat werknemer gedurende werktijd bezig was met (het opstarten van) concurrerende activiteiten is zodanig mager onderbouwd dat dit het maken van heimelijke geluidsopnames van de door werknemer gevoerde telefoongesprekken niet rechtvaardigt. Ook heeft Holland Car niet duidelijk gemaakt welk belang zij heeft gehad bij het maken van de opname. Dat zij de opnames heeft gemaakt ter verbetering van de dienstverlening is niet voldoende onderbouwd, omdat niet is gebleken dat ook gesprekken van collega’s regelmatig werden opgnomen. Voor zover Holland Car de geluidsopnames heeft gemaakt met het oog op de verbetering van de dienstverlening, mag zij die opnames bovendien alleen voor dat doel gebruiken. Evenmin is vast komen te staan dat het maken van de geluidsopnames de instemming heeft gehad van werknemer. Aldus heeft Holland Car in strijd met de AVG gehandeld en daarmee de privacy van werknemer op onregelmatige wijze geschonden. Het bewijs dat Holland Car aan de geluidsopname stelt te ontlenen, is daarom onrechtmatig verkregen. Daar komen nog bijkomende omstandigheden bij, zodat aldus geconcludeerd moet worden dat het telefoongesprek van 16 september 2021 bij de beoordeling van de zaak buiten beschouwing is te laten. Hieruit vloeit voort dat niet komt vast te staan dat Holland Car werknemer terecht op staande voet heeft ontslagen. De kantonrechter overweegt vervolgens dat vaststaat dat werknemer (inmiddels) voorbereidingen heeft getroffen om te beginnen als autohandelaar en daarom binnen afzienbare tijd een concurrent van Holland Car zal worden. Het is aannemelijk dat dit in de relatie tussen partijen tot spanningen leidt, omdat niet aannemelijk is dat Holland Car, hangende het dienstverband, hem daarvoor toestemming zal verlenen zoals omschreven in artikel 40 cao. Aannemelijk is verder dat de verhoudingen tussen partijen worden verstoord omdat Holland Car in de gegeven omstandigheden niet meer bereid zal zijn om bedrijfsgevoelige informatie met haar toekomstige concurrent te delen, terwijl werknemer deze informatie voor de uitoefening van zijn functie bij haar wel nodig heeft. Te oordelen is daarom dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden op de g-grond. Voor toekenning van een billijke vergoeding is geen plaats. Holland Car wordt wel veroordeeld tot betaling van de transitievergoeding en de vergoeding wegens onregelmatige opzegging.