Rechtspraak
Rechtbank Limburg (Locatie Maastricht), 9 februari 2022
ECLI:NL:RBLIM:2022:1093
Feiten
Werknemer is bij Pregis Holding Company B.V. (hierna: Pregis) in dienst geweest vanaf 1 augustus 2015 tot en met 31 mei 2021. Pregis is gevestigd en kantoorhoudend te Heerlen. Bij vonnis van de arbeidsrechtbank Antwerpen van 8 maart 2021 is de arbeidsovereenkomst tussen partijen ontbonden met ingang van 31 mei 2021, waarbij Pregis is veroordeeld tot betaling van diverse vergoedingen. Werknemer vordert dat de rechtbank Limburg, locatie Maastricht, Pregis veroordeelt tot betaling aan werknemer van onder meer achterstallig loon, uitbetaling van vakantiedagen, ruim € 6.000 ter vergoeding van pensioenschade en ruim € 23.000 ter vergoeding van te veel ingehouden pensioenpremie. Werknemer vordert in het incident dat de rechtbank de zaak verwijst naar de kamer voor kantonzaken. Hij stelt dat hij Pregis abusievelijk niet voor de kantonrechter heeft gedaagd. Pregis heeft geen bezwaar tegen verwijzing naar de kantonrechter.
Oordeel
Naar het oordeel van de rechtbank betreft de vordering van werknemer een onderwerp dat op grond van artikel 93 onder c Rv door de kantonrechter wordt behandeld, ongeacht het beloop of de waarde van de vordering. Het is immers de kantonrechter die bevoegd is om zaken te behandelen en te beslissen betreffende een arbeidsovereenkomst in de ruime zin van die overeenkomst. De zaak wordt verwezen naar de kantonrechter. Werknemer wordt veroordeeld in de proceskosten van het incident, nu hij dit incident nodeloos heeft veroorzaakt.