Rechtspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Arnhem), 1 maart 2022
ECLI:NL:GHARL:2022:1554
Feiten
Werknemer is van 6 januari 2015 tot 1 september 2016 in dienst geweest bij G.B.O. Transport & Zoon (hierna: GBO). Op zijn arbeidsovereenkomst is de cao voor het Beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen (hierna: de cao) van toepassing. Werknemer vindt dat GBO de cao niet goed heeft toegepast. Hij heeft bij de kantonrechter twee vorderingen ingesteld: (1) een bedrag van € 12.216,20 bruto aan overuren en (2) een bedrag van € 5.170,55 netto aan vergoeding verblijfskosten. De beide bedragen waren gebaseerd op schattingen, omdat werknemer niet over de onderliggende administratie beschikte om een exacte berekening te maken. De kantonrechter heeft vordering (1) toegewezen en vordering (2) afgewezen. GBO is het met de toewijzing van vordering (1) niet eens en heeft daarom hoger beroep tegen het vonnis van de kantonrechter ingesteld.
Oordeel
GBO moet overuren op basis van dagstaten uitbetalen
Het hof stelt voorop dat op grond van artikel 26 lid 2 sub a van de cao alle diensturen dienen te worden uitbetaald onder aftrek van de pauzetijden conform de staffel en onder aftrek van de aaneengesloten rust. Tijdens de zitting bij het hof is komen vast te staan dat de feitelijke gang van zaken ten aanzien van de afrekening van overuren als volgt was. Werknemer leverde elke vrijdag de door hem handmatig ingevulde dagstaten in bij GBO. Hierna vulde GBO een urenverantwoordingsstaat in. De gegevens van deze staten werden verwerkt op een maandstaat. Die maandstaat was de basis voor de salarisbetaling aan werknemer. GBO vergeleek de gegevens van de dagstaat met die van de tachograaf van de vrachtauto van werknemer. Als er (in de visie van GBO te grote) afwijkingen waren tussen deze gegevens voerde GBO wijzigingen door. Eveneens heeft GBO op de urenverantwoordingsstaten meer pauze-uren in mindering gebracht dan de pauzestaffel van de cao toestaat. Het hof oordeelt dat deze handelwijze in strijd is met de cao. Op grond van artikel 26 lid 2 sub d van de cao had GBO de door haar ondertekende exemplaren van de urenstaten aan werknemer moeten overhandigen. Tussen partijen staat vast dat GBO niet aan deze verplichting heeft voldaan. Werknemer heeft daarom de salarisbetalingen op zijn loonstrook niet kunnen verifiëren door vergelijking van de door GBO gecorrigeerde urenverantwoordingsstaten met de door hem ingeleverde dagstaten. De termijn om tegen de berekening bezwaar te maken is ook niet gaan lopen (art. 26 lid 2 sub e cao). Omdat de wijzigingen in strijd met de cao zijn doorgevoerd, kunnen deze niet als basis dienen voor de salarisberekening. Dat betekent dat de salarisberekening gebaseerd moet worden op de door werknemer ingeleverde dagstaten (in plaats van op de tachograafgegevens). Op grond van de dagstaten hadden ook de pauze-uren op grond van de pauzestaffel door GBO moeten worden berekend.
Hoogte van de vordering
Werknemer heeft zijn vordering beperkt tot ‘overuren’. Volgens de definitie van de cao zijn dit de overuren gewerkt op doordeweekse dagen. Overuren die gemaakt zijn op zaterdag en/of zondag maken derhalve geen onderdeel uit van deze procedure. Het hof wijst de vordering van werknemer tot betaling van overuren toe tot een bedrag van € 11.792,50 bruto.