Naar boven ↑

Rechtspraak

Centurion c.s./Stichting Sociaal Fonds Particuliere Beveiliging
Gerechtshof Den Haag (Locatie Den Haag), 1 maart 2022
ECLI:NL:GHDHA:2022:255
Afgewezen dispensatieverzoek van de algemeen verbindend verklaarde 'fondsen-cao' voor particuliere beveiliging wordt ook in hoger beroep niet verleend.

Feiten

Centurion c.s. exploiteren een beveiligingsbedrijf en zijn lid van werkgeversorganisatie Vereniging Beveiligingsorganisaties Nederland (hierna: VBe NL). Centurion c.s. zijn vanwege hun lidmaatschap van VBe NL gebonden aan de Cao Beveiliging. De cao-partijen hebben de Stichting Sociaal Fonds Particuliere Beveiliging (hierna: SFPB) opgericht. Op 1 juli 2010 is de Fondsen Cao Particuliere Beveiliging afgesloten (hierna: Fondsen-cao). De Fondsen-cao is laatstelijk algemeen verbindend verklaard tot 1 juli 2020. Centurion c.s. hebben bij brief van 29 maart 2018 het bestuur van SFPB verzocht hun dispensatie van de Fondsen-cao te verlenen. Bij brief van 17 april 2018 heeft SFPB het dispensatieverzoek afgewezen. Bij beschikking van 30 april 2019 heeft de minister van SZW aan Centurion c.s. dispensatie verleend van de Cao PB. De sociale partners van Cao PB hebben hiertegen bezwaar aangetekend. In eerste aanleg hebben Centurion c.s. gevorderd het besluit van SFPB van 17 april 2018, waarbij de gevraagde dispensatie van de Fondsen-cao is geweigerd, te vernietigen. De kantonrechter heeft de vordering van Centurion c.s. afgewezen. In hoger beroep vorderen Centurion c.s. dat het hof het bestreden vonnis vernietigt.

Oordeel

Naar het oordeel van het hof is de beslissing van SFPB om Centurion c.s. geen dispensatie te verlenen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar. Daarvoor bestaan de volgende redenen. De twee alternatieve dispensatiegronden uit artikel 2 lid 2 van de Fondsen-cao zijn (1) ‘zwaarwegende argumenten’ en (2) ‘ten minste gelijkwaardig’ arbeidsvoorwaardenpakket. De term ‘zwaarwegende argumenten’ is niet nader gedefinieerd. Centurion c.s. onderbouwen dit punt met algemene stellingen over het bereik van de Cao Beveiliging voor – kort samengevat – werkgevers met gecombineerde werkzaamheden, die gebruikmaken van uitzendkrachten en werknemers van payrollbedrijven, die veelal regionaal actief zijn en tot het mkb behoren. Op dat punt wordt door hen ook verwezen naar de beslissing van de minister op het dispensatieverzoek van de Cao Pb. Dit overtuigt het hof niet. SFPB heeft er terecht op gewezen dat Centurion c.s. niet specifiek en concreet onderbouwen waardoor hun eigen individuele ondernemingen, elk op zichzelf beschouwd, zich kenmerken. Van Centurion c.s. had een dergelijke concretisering van de specifieke bedrijfskenmerken van hun eigen ondernemingen verwacht mogen worden. De algemene verwijzing naar kenmerken die voor leden van de VBe NL zouden gelden, volstaat dan ook niet. Centurion c.s. hebben bij inleidende dagvaarding aangevoerd dat zij alle, op 1 uitzondering na, mkb-bedrijven zijn met 50 tot 110 werknemers en dat zij alle lokaal en regionaal werkzaam zijn. Een verdere concretisering en toelichting is niet gegeven. Dit is niet toereikend. Voor zover Centurion c.s. (ook) beoogden te stellen dat elk van hun ondernemingen zich kenmerkt door gecombineerde werkzaamheden als beschreven in de Cao Beveiliging is dat onvoldoende inzichtelijk gemaakt en onderbouwd. Het voorgaande betekent dat de dispensatiegrond ‘zwaarwegende argumenten’ niet aannemelijk is geworden. Ook de dispensatiegrond van een afwijkend, maar ‘ten minste gelijkwaardig’ arbeidsvoorwaardenpakket, dat is overeengekomen met een onafhankelijke vakbond, gaat niet op. Daarvoor bestaan de volgende redenen. Centurion c.s. hadden door middel van een pakketvergelijking van de voorzieningen van SFCB met die van SFPB moeten onderbouwen dat het hier om een ten minste gelijkwaardig arbeidsvoorwaardenpakket gaat. Dat is niet gebeurd. Anders dan Centurion c.s. stellen, is het feit dat vakorganisatie De Unie is betrokken in het bestuur van SFCB niet zonder meer een garantie voor de gelijkwaardigheid. Dat het in dit geval anders zou moeten zijn is niet toegelicht. Het feit dat de statuten en regels van beide fondsen gelijk te stellen zijn, is evenmin een dergelijke garantie. Het hof verwerpt de stelling dat SFPB de gelijkwaardigheid (nader) had moeten onderzoeken. Het ligt immers juist op de weg van Centurion c.s. als verzoekende partijen deze gelijkwaardigheid deugdelijk te onderbouwen. Ten aanzien van de overige argumenten van Centurion c.s. overweegt het hof dat het argument dat SFCB mogelijk in haar groei wordt beperkt omdat de verzochte dispensatie niet is verleend, niet opgaat. Dat zij mogelijk in haar groei wordt beperkt komt omdat de niet gedispenseerde werkgevers kennelijk niet bereid zijn om ook – behalve aan SFPB – aan SFCB bijdragen te betalen. Dat is een keuze van de werkgevers die SFPB bij haar besluitvorming van de dispensatie niet kan worden tegengeworpen. De slotsom is dat het hoger beroep faalt.