Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 8 april 2022
ECLI:NL:RBROT:2022:2646
Feiten
Werknemer is op 29 mei 1997 in dienst getreden bij Elinex Power Solutions B.V. (hierna: Elinex). Elinex is onder andere importeur, distribiteur en fabrikant van statische noodstroomvoorzieningen, waaronder Underinterruptibe Power Supplies (hierna: UPS’en). Partijen hebben op 28 september 2015 een nieuwe arbeidsovereenkomst met een concurrentiebeding gesloten. Werknemer was op dat moment werkzaam als medewerker automatisering. Omstreeks april 2020 is werknemer lid geworden van de projectgroep “Connectivity 4.0” bij Elinex met als doel om de klanten beter in staat te stellen om UPS’en van afstand op een veilige wijze uit te lezen (remote monitoring) en de dienstverlening daarop af te stemmen. Vervolgens heeft werknemer gesolliciteerd bij concurrent X om in dienst te treden als Customer Support Specialist. X is onder meer actief op het gebied van netspanningsrisico’s, noodstroomvoorzieningen en UPS’en. Werknemer heeft per brief zijn arbeidsovereenkomst bij Elinex opgezegd per 1 februari 2022, waarna Elinex onder verwijzing naar het concurrentiebeding werknemer heeft verboden bij X in dienst te treden. In kort geding vordert werknemer onder meer primair het overeengekomen concurrentiebeding te schorsen en subsidiair Elinex te veroordelen tot het moment dat het concurrentiebeding niet meer geldig is, een vergoeding te betalen.
Oordeel
Valt X onder de werkingssfeer van het concurrentiebeding?
Niet in geschil is dat X onder de geografische reikwijdte van het concurrentiebeding valt. Het betoog van werknemer komt erop neer dat X niet gelijksoortig of aanverwant is aan Elinex. Daarin volgt de kantonrechter werknemer echter niet. X handelt ook in UPS’en met daarbij de connectivity en remote monitoring, en dat is precies de branche waarin Elinex actief is en wil gaan zijn. Zodoende is het werknemer in beginsel niet toegestaan om bij X in dienst te treden.
Is het concurrentiebeding zwaarder gaan drukken?
Hoewel het erop lijkt dat de functie van werknemer per 1 april 2020 (gedeeltelijk) is veranderd en hij zich sindsdien grotendeels bezighield met het project Connectivity 4.0, is het niet voldoende aannemelijk dat de deelname van werknemer aan dat project als een ingrijpende functiewijziging moet worden gekwalificeerd. Bovendien heeft Elinex gemotiveerd aangevoerd dat werknemer reeds in 2005 de functietitel van connectivity specialist bezat en zich ook altijd in de uitoefening van zijn functie van automatiseringsmedewerker heeft beziggehouden met connectivityvraagstukken. Voorts heeft werknemer weliswaar gesteld dat Elinex een nieuwe medewerker heeft aangenomen om zijn ICT-taken over te nemen, maar Elinex heeft daar onweersproken tegenover gesteld dat werknemer die medewerker heeft ondersteund en geholpen. Dit alles brengt mee dat niet aannemelijk is dat sprake is van een ingrijpende wijziging in de arbeidsverhouding die maakt dat het concurrentiebeding zwaarder is gaan drukken, zodat het in 2015 overeengekomen concurrentiebeding haar gelding niet heeft verloren.
Belangenafweging
Elinex en X zijn directe concurrenten op het gebied van UPS’en en de daarbij behorende connectivity- en remotediensten. Zodoende heeft Elinex er belang bij dat haar strategieën op dat vlak niet bij de concurrent terechtkomen. Met name de directe betrokkenheid van werknemer bij het Connectivityproject 4.0 maakt dat niet voorshands kan worden aangenomen dat werknemer over geen enkele concurrentiegevoelige informatie beschikt. Derhalve heeft Elinex voldoende belang bij de handhaving van het concurrentiebeding. Daartegenover staat het belang van werknemer. Niet zonder meer kan het aanbod bij X als een aanzienlijke positieverbetering worden gezien, aangezien werknemer ook zelf heeft aangegeven dat het hem niet om de financiële voorwaarden te doen is. Dat X een groter bedrijf is met meer doorgroeimogelijkheden en opleidingskansen, legt in dit verband onvoldoende gewicht in de schaal. Ook de stelling van werknemer dat hij een geringe kans heeft om een baan elders te vinden, is onvoldoende. Het belang van werknemer is niet zo zwaarwegend dat op voorhand geoordeeld moet worden dat het belang van Elinex daarvoor geheel en per direct moet wijken. Alles overwegende leidt dat tot afwijzing van de primaire vordering.
Vergoeding
De vordering tot betaling van een vergoeding door Elinex aan werknemer wordt niet toegekend, omdat werknemer niet in belangrijke mate belemmerd is om anders dan in dienst van Elinex werkzaam te zijn en werknemer voor deze vordering geen zelfstandig spoedeisend belang heeft gesteld.