Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Zaanstad), 24 maart 2022
ECLI:NL:RBNHO:2022:3290
Feiten
Werknemer is op 5 februari 2018 in dienst getreden bij Break Down Sloopsupport B.V. (hierna: Break Down) op grond van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van 5 februari 2018 tot 5 oktober 2018. Deze arbeidsovereenkomst is verlengd in een tweede schriftelijke arbeidsovereenkomst voor de duur van twaalf maanden. De tweede arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is in een derde schriftelijke overeenkomst van 3 oktober 2019 verlengd met zes maanden. In een schriftelijk stuk van 25 februari 2020 staat dat het dienstverband niet zal worden verlengd. In de cao Bouw en Infra 2019 en 2020 zijn bepalingen opgenomen over de ketenregeling, waarin de cao Bouw en Infra 2020 is afgeweken van de wet ten aanzien van de duur van de keten (24 maanden in plaats van 36 maanden). Werknemer vordert dat Break Down wordt veroordeeld tot betaling van € 68.009,76 bruto aan salaris over de periode van 4 april 2020 tot 31 december 2021.
Oordeel
Voor het antwoord op de vraag of Break Down € 68.009,76 aan salaris aan werknemer verschuldigd is, is bepalend of de arbeidsovereenkomst tussen partijen op 5 april 2020 van rechtswege is geëindigd of die arbeidsovereenkomst is gewijzigd in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De kantonrechter is van oordeel dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen van rechtswege is geëindigd op 5 april 2020. Het staat vast dat partijen drie achtereenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd zijn aangegaan met een totale duur van 26 maanden. Per 1 januari 2020 is de Wet arbeidsmarkt in balans in werking getreden die de nieuwe ‘ketenbepaling’ met onmiddellijke ingang heeft gewijzigd. De onmiddellijke werking van de ketenbepaling houdt in dat op een arbeidsovereenkomst die eindigt op of na 1 januari 2020 een ketenbepaling van 36 maanden van toepassing is, ook als de arbeidsovereenkomst is aangegaan voor 1 januari 2020. De nieuwe ketenbepaling van 36 maanden is van toepassing op het geschil nu de laatste arbeidsovereenkomst op 5 april 2020 is geëindigd. Op 5 april 2020 duurde de keten van arbeidsovereenkomsten 26 maanden. De laatste arbeidsovereenkomst tussen partijen is dus niet aangegaan voor onbepaalde tijd. Werknemer heeft een beroep gedaan op de cao en de daarin opgenomen afwijking op de ketenbepaling. Partijen zijn gebonden aan de cao Bouw en Infra door de algemeenverbindendverklaring. De cao Bouw en Infra 2020 is algemeen verbindend verklaard van 21 november 2020 tot en met 31 december 2020. Het toepasselijke artikel was dus niet algemeen verbindend op 5 april 2020. Op dat moment gold er dus geen afwijking ten gunste van werknemer op de wettelijke ketenbepaling. De cao Bouw en Infra 2019 was algemeen verbindend verklaard van 27 februari 2019 tot en met 31 december 2019. Ook deze cao was dus niet algemeen verbindend verklaard op 5 april 2020. Daarbij is van belang dat een algemeenverbindendverklaring van bepalingen van een cao geen ‘nawerking’ heeft ten aanzien van ongebonden werknemers. Werknemer heeft ter zitting aangevoerd dat de letterlijke tekst van het artikel uit de cao Bouw en Infra 2019 stelt dat de derde arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd al bij het aangaan daarvan als arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd moet worden gezien, waardoor op 3 oktober 2019 een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is aangegaan. De cao Bouw en Infra 2019 moet worden uitgelegd aan de hand van de cao-norm. De kantonrechter ziet geen reden om te oordelen dat de betreffende cao-bepaling zo moet worden uitgelegd dat daaruit volgt dat door het aangaan van de derde arbeidsovereenkomst op 3 oktober 2019 al meteen een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is ontstaan. De door werknemer bepleite uitleg leidt niet tot een aannemelijk rechtsgevolg. Gelet op de formulering van dit artikel hebben de cao-partijen daarmee willen aansluiten bij de bewoordingen van de toenmalige tekst van de wet. Uit dat laatste artikel volgt dat pas “vanaf de dag” dat tussen dezelfde partijen arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd een periode van 24 maanden hebben overschreden, “met ingang van die dag” de laatste arbeidsovereenkomst geldt als aangegaan voor onbepaalde tijd. Het is niet aannemelijk dat cao-partijen enerzijds wel hebben beoogd aan te sluiten bij de tekst van de wet, maar vervolgens in afwijking daarvan een andere bedoeling voor ogen zouden hebben gehad ten aanzien van het moment van ontstaan van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, zonder dat tot uitdrukking te brengen in de tekst van de cao.