Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 4 mei 2022
ECLI:NL:RBROT:2022:3449
Feiten
Vanaf omstreeks 1996 heeft X de feitelijke leiding over Interburgo Europe B.V. (hierna IBE). Bij zijn indiensttreding als werknemer van IBE heeft X een managementovereenkomst gesloten met IBE. Op 1 augustus 1998 is X ingeschreven bij de Kamer van Koophandel als bestuurder van IBE en was hij derhalve statutair bestuurder. IBE is van mening dat X IBE onbehoorlijk heeft bestuurd en zijn uit de managementovereenkomst voortvloeiende opdrachtverhouding met IBE heeft geschonden. IBE vordert onder meer dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis voor recht verklaart dat X zijn taak als bestuurder van IBE onbehoorlijk heeft vervuld en hem daarvan persoonlijk een ernstig verwijt valt te maken en X veroordeelt tot betaling aan IBE van een totaal schadebedrag van € 9.978.469. Het geschil in dit incident betreft de vraag of deze rechtbank internationaal bevoegd is kennis te nemen van de vordering van IBE tegen X.
Oordeel
Materieel en temporeel is Brussel Ibis-Vo in ieder geval van toepassing. Of Brussel I bis-Vo ook in formele zin toepasselijk is, hangt ervan af of X woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat van Brussel Ibis-Vo (art. 5 Brussel Ibis-Vo). Nu X de rechtsmacht van de Nederlandse rechter (gemotiveerd) heeft betwist, rust op IBE de plicht te stellen en te onderbouwen dat X op 22 april 2021 woonplaats had in Nederland in de zin van artikel 1:10 lid 1 BW. IBE heeft niet aan deze stelplicht voldaan, omdat zij heeft nagelaten enige feitelijke omstandigheid te stellen waaruit volgt dat X op 22 april 2021 woonplaats in Nederland had in de zin van artikel 1:10 lid 1 BW. Uiteraard heeft IBE ook niet aan deze stelplicht voldaan (uitsluitend) door middel van haar uitvoerig gemotiveerde betwisting van de stelling van X dat hij in Parijs woont/woonde. Aan deze niet-naleving door IBE van haar stelplicht kunnen ook de twee door X uitgebrachte domiciliekeuzes niets afdoen waar IBE in de dagvaarding en in het vervolg van dit incident aandacht voor heeft gevraagd. Van een ondergeschiktheidsrelatie van X ten opzichte van IBE is geen sprake geweest, zelfs niet volgens de eigen uitlatingen van X. Bovengenoemde bevoegdheidsbepalingen inzake een individuele arbeidsovereenkomst missen derhalve toepassing, zodat de internationale bevoegdheid van deze rechtbank ook niet uit die bevoegdheidsbepalingen kan volgen. De conclusie is dat er, naar de uitleg die het Europees Hof van Justitie geeft aan het begrip arbeidsrelatie, geen arbeidsrelatie tussen IBE en X ten tijde van de verweten gedragingen bestond. Daaruit vloeit ook voort dat artikel 22 lid 1 Brussel Ibis-Vo niet kan leiden tot een exclusieve bevoegdheid van de Franse rechter in geval X daar zou wonen. In zoverre kan in het midden blijven of X werkelijk woonplaats heeft in Frankrijk, omdat dat niet tot onbevoegdheid van de Nederlandse rechter leidt. IBE is statutair gevestigd in Rotterdam. Voor zover Brussel Ibis-Vo formeel van toepassing is, is Rotterdam derhalve de plaats van uitvoering in de zin van artikel 7 onder 1 Brussel Ibis-Vo van X's verplichting tot het optreden als goed bestuurder en van zijn verplichtingen uit de managementovereenkomst. Mist Brussel Ibis-Vo, daarentegen, formele toepasselijkheid, dan heeft te gelden dat deze verplichtingen moeten worden uitgevoerd in Nederland, zodat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft op grond van artikel 6 aanhef en onder a Rv of artikel 6a aanhef en onder b Rv. In dat geval volgt de relatieve bevoegdheid van deze rechtbank (in ieder geval) uit artikel 109 Rv. Daarmee kan dus in het midden blijven of X werkelijke woonplaats heeft in Frankrijk. Als hij daar wel woonplaats heeft, is deze rechtbank bevoegd op basis van Brussel Ibis-Vo. Als hij daar geen woonplaats heeft, is deze rechtbank bevoegd op basis van Nederlands commuun internationaal bevoegdheidsrecht.