Naar boven ↑

Rechtspraak

IC-verpleegkundige/Raad van Bestuur van het Universitair Medisch Centrum Rotterdam, Erasmus MC
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 28 april 2022
ECLI:NL:RBROT:2022:3232
IC-verpleegkundige heeft door aanvaarden dienstverband tweede spoor, feitelijk een eervol ontslagverzoek gedaan. Geen sprake van dwang.

Feiten

Eiser is sinds 1 december 1995 bij het Erasmus MC werkzaam geweest, laatstelijk in de functie van senior IC-verpleegkundige. Op 16 oktober 2017 heeft eiser in de uitoefening van zijn werkzaamheden zijn rug overbelast, waarna hij zich op 17 oktober 2017 ziek heeft gemeld. Uit arbeidsdeskundig onderzoek is gebleken dat eisers eigen (aangepaste) functie niet meer passend is. Eiser is per 14 februari 2019 bij het loopbaancentrum voor een re-integratietraject aangemeld. In het kader van het tweede spoor is eiser in de periode van 6 augustus 2019 tot 1 november 2019 bij het Detentiecentrum Rotterdam (DCR) van de Dienst Justitiële Inrichtingen gedetacheerd geweest en daar heeft hij de functie van verpleegkundige vervuld. Aansluitend is hij in die functie bij het DCR in dienst getreden. Bij het bestreden besluit heeft verweerder, in overeenstemming met het advies van de Bezwarenadviescommissie van het Erasmus MC (BAC), het primaire besluit gehandhaafd voor zover eiser daarbij (eervol) ontslag op eigen verzoek is verleend. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat hij terecht tot dat ontslag is overgegaan, omdat het verzoek om ontslag uit het feitelijk handelen van eiser is af te leiden, nu hij per 1 november 2019 bij het DCR in dienst is getreden met een arbeidsomvang van 36 uur per week.

Oordeel

De rechtbank (sector bestuur) oordeelt als volgt.

WNRA of 'gewoon' ambtenarenrecht? 

Eiser betoogt dat zijn ontslag niet onder het ambtenarenrecht maar onder het civiele arbeidsrecht valt, omdat zijn (slapende) dienstverband nog voortduurt. Dit betoog slaagt niet. De rechtsverhouding tussen verweerder en zijn ambtenaren wordt pas sinds de inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (WNRA) op 1 januari 2020 door het civiele arbeidsrecht genormeerd. Dit betekent dat toen verweerder het primaire besluit op 23 december 2019 nam, eisers rechtspositie nog onder het tot 1 januari 2020 geldende ambtenarenrecht viel. Dat eiser het niet met dat besluit eens is, is daarvoor niet van belang. Het gaat om het moment waarop het besluit is genomen. Ook eisers bezwaar of beroep brengt hierin geen verandering. Artikel 16, tweede lid, van de Ambtenarenwet 2017 bepaalt namelijk dat ten aanzien van de mogelijkheid om bezwaar of beroep te maken en de behandeling van zodanig bezwaar of beroep tegen een besluit genomen voor de inwerkingtreding van de WNRA, het recht van toepassing blijft zoals dat voor die inwerkingtreding gold.

Ontslag op eigen verzoek? 

Anders dan eiser aanvoert en los van de vraag of het bestreden besluit houdbaar is, heeft het bestreden ontslag wel een juridische basis. Verweerder heeft eiser namelijk ontslag op eigen verzoek verleend en artikel 12.2 van de Cao umc maakt dit mogelijk. Hiervoor is een expliciet ontslagverzoek de hoofregel. Dit ontslagverzoek moet bestaan uit een ondubbelzinnige op de beëindiging van het dienstverband gerichte wilsuiting, die in vrije wil moet zijn gedaan, zonder dwang of overrompeling en tot een in vrijheid genomen beslissing zijn te herleiden. Op de hoofdregel is een uitzondering. Het is ook mogelijk dat uit het gedrag of de houding van de ambtenaar moet worden afgeleid dat hij de feitelijke wil heeft om een ontslag op eigen verzoek te doen. Dit feitelijk handelen moet in volledige vrijheid hebben plaatsgevonden. De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraken van de CRvB van 7 mei 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BI3906, en van 25 april 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ9419, en de uitspraken die onder 5 zijn genoemd. De rechtbank is van oordeel dat eisers indiensttreding bij het DCR als een dergelijke feitelijke handeling moet worden aangemerkt. Het staat namelijk vast dat eiser met ingang van 1 november 2019 bij het DCR in dienst is getreden. Hoewel op zich juist is dat meerdere dienstverbanden naast elkaar kunnen bestaan, is eiser bij het DCR in dienst getreden met een arbeidsomvang van 36 uur per week waardoor het onmogelijk is geworden om datzelfde aantal uur ook nog bij verweerder te kunnen werken, zoals eiser voorheen had gedaan.