Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/Hema B.V. en AIG Europe S.A.
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 12 mei 2022
ECLI:NL:RBROT:2022:4364
Deelgeschil. Werkgeversaansprakelijkheid. Werkneemster laat op de gebakafdeling een gebakplaat uit haar handen vallen met (blijvende) letselschade tot gevolg. Begroting kosten werkneemster.

Feiten

Werkneemster werkt sinds 1985 als verkoopster bij Hema. Op zaterdag 20 december 2014 is werkneemster een bedrijfsongeval overkomen. Zij was die dag op de gebakafdeling bezig lege gebakplaten uit de gebakvitrine te halen om deze in de koelruimte om te ruilen voor volle gebakplaten. Hierbij is in de koelruimte een gebakplaat uit haar handen gevallen/gegleden en op haar linkervoet terechtgekomen, met (blijvend) letsel tot gevolg. Werkneemster verzoekt op 15 februari 2022 (a) te bepalen dat Hema aansprakelijk is voor het haar in december 2014 overkomen bedrijfsongeval, (b) te bepalen dat Hema en AIG hoofdelijk zijn gehouden de geleden en nog te lijden schade te betalen en (c) de kosten van dit deelgeschil te begroten op € 15.198,80 en Hema en AIG hoofdelijk te veroordelen tot betaling daarvan. Hema en AIG voeren verweer.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt dat het verzoek in behandeling kan worden genomen. Daarbij wordt verwezen naar de vaste rechtspraak inhoudend dat de vraag of een werkgever aansprakelijk is voor de schade die een werknemer lijdt door een bedrijfsongeval, in principe geschikt is om voor te leggen in een deelgeschil. Ten aanzien van de werkgeversaansprakelijkheid is de kantonrechter van oordeel dat er sprake is geweest van een zogenoemd ‘huis-, tuin- en keukenongeval’ met in dit geval schade tot gevolg. Verzoekster heeft op allerlei maatregelen gewezen die Hema had kunnen en moeten nemen om het incident, althans de schade, te voorkomen. Die maatregelen hadden wellicht de schade die werkneemster nu lijdt kunnen voorkomen, maar de van Hema te verwachten maatregelen moeten wel in verhouding staan tot het gevaar dat ermee voorkomen wordt. De maatregelen die werkneemster heeft genoemd zijn veelomvattend, en met veel personeel ook kostbaar. Het is niet redelijk om van Hema te verwachten dergelijke maatregelen te nemen om iets te voorkomen dat eigenlijk nooit gebeurt (schade door een vallende gebakplaat). De kantonrechter is van oordeel dat Hema niet aansprakelijk is voor het incident dat op 20 december 2014 is voorgevallen. Een plicht van Hema om de schade van werkneemster te betalen is er daarom niet. Het verzoek wordt daarom afgewezen. Dat die plicht er niet is, doet er uiteraard niet aan af dat duidelijk is dat het incident een voor werkneemster uitermate vervelende kwestie is (geweest). Het is overigens wel zo dat werkneemster een (kleine) uitkering van de ongevallenverzekering van Hema krijgt in verband met het ongeval. Ook als het verzoek afgewezen wordt, begroot de kantonrechter op grond van artikel 1019aa Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de door werkneemster voor deze procedure gemaakte kosten. Het bedrag van € 15.198,80 staat naar het oordeel van de kantonrechter niet in verhouding tot de complexiteit van deze zaak. De kantonrechter begroot de kosten aan de kant van werkneemster op € 5.000 (inclusief kantoorkosten, omzetbelasting en griffierecht). Hema en AIG hoeven de begrote kosten alleen te betalen als het zover komt dat een andere rechter tot het oordeel komt dat Hema en AIG wel aansprakelijk zijn voor de schade die werkneemster lijdt.