Rechtspraak
Rechtbank Overijssel (Locatie Almelo), 24 mei 2022
ECLI:NL:RBOVE:2022:1646
Feiten
Werkneemster is op 1 november 2020 in dienst getreden bij Het Wooncentrum B.V. in de functie van verkoopmedewerkster. Het Wooncentrum heeft zijn winkels op 15 december 2020 tijdelijk moeten sluiten vanwege de coronacrisis. Bij e-mail van 14 september 2021 heeft Het Wooncentrum aan werkneemster laten weten: ‘(…) Jullie hebben tussen kerst en nieuwjaar de uren van ons gehad. Wij vinden het niet meer dan redelijk dat we de overblijvende min uren gezamenlijk verdelen Jij hebt op dit moment 138,25 min uren. Dit betekent dat er 69 min uren blijven staan.’ Bij brief van 23 september 2021 heeft werkneemster haar dienstverband opgezegd. Bij e-mail van 24 september 2022 heeft Het Wooncentrum het ontslag bevestigd en omtrent de uren opgenomen: ‘(…) Inmiddels heb je dit weggewerkt tot 43 min uren. Je hebt op dit moment nog 16 vakantie uren. Dit betekent dat je aan het einde van je contract nog 27 min uren overhoudt. We kunnen dit op 2 manieren oplossen: (1) Je werkt tot je het einde van je contract extra en werkt op die manier de min uren weg. (2) We verrekenen dit met je vakantiegeld. (…)’.
Bij e-mail van 4 oktober 2021 laat werkneemster aan Het Wooncentrum weten dat zij haar restant vakantie-uren wil opnemen. Op dezelfde dag reageert Het Wooncentrum als volgt: ‘(…) Zoals in de vorige mail aangegeven heb je ook nog min uren staan van corona. Aangezien je aangeeft je vakantie uren te willen opnemen, gaan we dus je minuren verrekenen met je vakantiegeld. (…)’. Werkneemster heeft zicht vervolgens gewend tot haar gemachtigde die twee aangetekende brieven heeft verstuurd, die beide ongeopend retour zijn gekomen. Werkneemster vordert Het Wooncentrum te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van € 731 ter zake van onterecht in rekening gebrachte min-uren en een bedrag van € 58,40 bruto ter zake van te weinig betaalde vakantiebijslag, beide vermeerderd met de wettelijke rente en incassokosten.
Oordeel
De kantonrechter stelt voorop dat de coronacrisis en het verloop daarvan voor beide partijen naar en onvoorzien was. Voor Het Wooncentrum omdat op grond van overheidsmaatregelen de winkel gesloten moest worden en voor werkneemster omdat zij daardoor haar werkzaamheden niet kon uitoefenen. Dat Het Wooncentrum de winkels moest sluiten en zijn werknemers niet konden werken is een omstandigheid die ligt in de risicosfeer van de werkgever. Werkneemster behoudt dan als werknemer in beginsel haar recht op loon op grond van artikel 7:628 BW. Uit de processtukken volgt dat Het Wooncentrum in de onderhavige situatie heeft geprobeerd om, tijdens de sluiting van de winkels, de ‘pijn’ eerlijk te verdelen tussen zichzelf als werkgever en zijn personeel. De stelling van Het Wooncentrum dat werkneemster akkoord is gegaan met een verrekening van de min-uren houdt echter geen stand. De kantonrechter twijfelt er niet aan dat Het Wooncentrum het juiste heeft willen doen voor zijn personeel, maar toch had hij er niet zonder meer van uit mogen gaan dat werkneemster als individu (stilzwijgend) wel akkoord zou zijn met het voorstel. Uit niets blijkt dat werkneemster akkoord is gegaan met het voorstel om de min-uren te verrekenen met het vakantiegeld. De afspraak kan niet hard worden gemaakt. Van aanbod en aanvaarding is geen sprake. De conclusie is dat niet is vast komen te staan dat er een afspraak is gemaakt op grond waarvan Het Wooncentrum de min-uren heeft mogen verrekenen. Dit betekent dat de vordering van werkneemster wordt toegewezen. In het lichaam van de dagvaarding maakt werkneemster aanspraak op de wettelijke verhoging, maar de kantonrechter constateert dat werkneemster uiteindelijk geen wettelijke verhoging vordert. Als werkneemster wel wettelijke verhoging zou hebben gevorderd, dan zou de kantonrechter die hebben gematigd tot nihil. Duidelijk is dat Het Wooncentrum door de coronacrisis financieel zwaar is geraakt. Het zou niet redelijk zijn om Het Wooncentrum met extra kosten op te zadelen. De wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten worden als onweersproken toegewezen.