Naar boven ↑

Rechtspraak

Meijndert Trucking B.V./werknemer
Hoge Raad, 17 juni 2022
ECLI:NL:HR:2022:894
Bij belangenafweging artikel 7:653 BW speelt geen rol het belang van de werkgever om een werknemer nog een zekere tijd in dienst te houden, ook niet indien de werkgever tijd nodig heeft om in een krappe arbeidsmarkt vervangend personeel te vinden.

Feiten

Werknemer is vanaf 2015 tot eind februari 2020 als internationaal chauffeur in dienst geweest bij Meijndert Trucking B.V. De tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd bevat een non-concurrentiebeding. Op 1 maart 2020 is werknemer als chauffeur in dienst getreden bij een concurrent van Meijndert Trucking (hierna: de concurrent). Voor zover in cassatie van belang vordert Meijndert Trucking in dit kort geding werknemer te veroordelen (1) de werkzaamheden voor de concurrent te staken en gestaakt te houden gedurende de resterende looptijd van het concurrentiebeding, (2) tot betaling van de contractuele boete en (3) tot onverkorte nakoming van het concurrentiebeding. Werknemer heeft in reconventie vernietiging van het concurrentiebeding gevorderd althans schorsing van dat beding met ingang van 1 maart 2020 totdat over de rechtskracht daarvan definitief is beslist in een bodemprocedure. De kantonrechter heeft de vorderingen van Meijndert Trucking toegewezen en die van werknemer afgewezen. Het hof heeft, voor zover in cassatie van belang, het vonnis in eerste aanleg vernietigd, de vorderingen van Meijndert Trucking afgewezen en in reconventie het concurrentiebeding geschorst met ingang van 1 maart 2020 (zie AR 2020-1083). Het hof heeft kort gezegd overwogen dat het concurrentiebeding bedoeld is om het bedrijfsdebiet van de werkgever te beschermen. Het beding is volgens het hof niet bedoeld om werknemers te binden. De belangen tegen elkaar afwegend heeft het hof voorshands geoordeeld dat het belang van werknemer om van de werking van het concurrentiebeding ontheven te worden groter is dan het belang van Meijndert Trucking bij handhaving daarvan. Meijndert Trucking heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld en stelt onder meer dat het hof heeft miskend dat bij de belangenafweging van artikel 7:653 BW ook moet worden meegewogen het belang van de werkgever om de werknemer nog een zekere tijd te binden zodat de werkgever de gelegenheid krijgt om in een krappe arbeidsmarkt vervangend personeel te vinden. Anders komen de bedrijfsvoering en de continuïteit van de onderneming in het gedrang, hetgeen ten koste gaat van het bedrijfsdebiet, aldus Meijndert Trucking.

Oordeel

De Hoge Raad oordeelt als volgt. Een beding tussen de werkgever en de werknemer waarbij deze laatste wordt beperkt in zijn bevoegdheid om na het einde van de overeenkomst op zekere wijze werkzaam te zijn, kan op grond van artikel 7:653 lid 3, aanhef en onder b, BW door de rechter geheel of gedeeltelijk worden vernietigd indien in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever, de werknemer door dat beding onbillijk wordt benadeeld. Een vordering tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van een dergelijk beding kan niet in kort geding worden toegewezen. In kort geding kan wel een vordering tot schorsing van een dergelijk beding worden toegewezen. Bij de beoordeling van deze vordering dient de voorzieningenrechter zich een voorlopig oordeel te vormen over de op grond van artikel 7:653 lid 3, aanhef en onder b, BW te maken belangenafweging. Bij deze belangenafweging speelt geen rol het belang van de werkgever om een werknemer nog een zekere tijd in dienst te houden, ook niet indien de werkgever tijd nodig heeft om in een krappe arbeidsmarkt vervangend personeel te vinden. Deze klacht faalt dus. De overige klachten van het middel kunnen evenmin tot cassatie leiden en worden afgedaan met artikel 81 Wet RO.