Feiten

Werknemer is na een jaar op detacheringsbasis op 1 april 2021 voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij Heembouw. Op 19 mei 2022 heeft een bedrijfsuitje plaatsgevonden op Terschelling. Op 3 juni 2022 heeft een gesprek plaatsgevonden, waarin aan werknemer is medegedeeld dat er een klacht tegen hem is ingediend wegens grensoverschrijdend gedrag tijdens het personeelsuitje. Werknemer is in datzelfde gesprek vrijgesteld van werkzaamheden. Op 9 juni 2022 heeft werknemer betwist dat er sprake is geweest van ontoelaatbaar/grensoverschrijdend gedrag. Daarnaast heeft hij verzocht om hem weer toe te laten tot zijn werk. Heembouw is niet bereid werknemer toe te laten tot het werk. Heembouw heeft onderzoek laten doen en afgenomen verklaringen aan werknemer toegestuurd en hem uitgenodigd voor een bespreking. Werknemer was niet bereid om naar de bespreking te komen. Werknemer vordert wedertewerkstelling.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt dat de belangen van Heembouw zwaarder wegen dan het belang van werknemer bij wedertewerkstelling. Heembouw betaalt het salaris van werknemer door, zodat er voor werknemer geen financieel nadeel is. Daarnaast betreft de periode dat werknemer de werkzaamheden zal verrichten tot de bodemprocedure een korte tijdspanne. Heembouw is namelijk tijdelijk gesloten, werknemer is een paar dagen vrij, zodat de werkzame periode tot die zitting in totaal slechts 14 dagen bedraagt. Bovendien zijn er op dit moment vier verklaringen van werknemers op grond waarvan de kantonrechter aannemelijk acht dat werknemer zich op 19 mei jongstleden grensoverschrijdend of respectloos heeft gedragen, hetgeen in strijd met de bedrijfscode is. Heembouw dient voorts als werkgever ook te waken voor de belangen van de andere werknemers, in dit geval bijvoorbeeld de belangen van X; de gebeurtenissen op 19 mei hebben volgens Heembouw nog immer grote impact op haar en het is voor haar van belang dat zij niet in contact komt met werknemer. De diverse verwijten van onzorgvuldigheid die werknemer aan Heembouw maakt, zijn volgens de kantonrechter in dit kort geding niet aannemelijk geworden.