Naar boven ↑

Rechtspraak

Rechtbank Den Haag, 2 juni 2022
Staat niet aansprakelijk voor schade werkneemster als gevolg van ongeval tijdens verplichte zelfverdedigingstraining. Dat collega-deelnemer instructies niet heeft opgevolgd, was door instructeur niet te voorzien en niet te voorkomen geweest. Geen sprake van zorgplichtschending door de Staat.

Feiten

Werkneemster is op 1 februari 2018 in dienst getreden bij de PI Alphen aan de Rijn in de functie van inrichtingenbeveiliger. In verband met deze functie diende zij verplicht de module Elementaire Zelfverdediging te volgen. In dat kader heeft werkneemster zestien lessen gevolgd. Op 6 mei 2019 heeft het proefexamen plaatsgevonden. Bij dit proefexamen is werkneemster een ongeval overkomen waarbij zij een gebroken enkel en scheenbeen en gescheurde enkel- en kruisbanden heeft opgelopen. Dit ongeval vond plaats bij een oefening waarbij telkens een persoon in het midden stond die beurtelings werd aangevallen door een van de medecursisten die in een soort van dobbelsteenformatie om de aan te vallen persoon heen staan. Tijdens het ongeval stond een collega van werkneemster in het midden en werd hij aangevallen door werkneemster waarbij de collega zich moest verdedigen, als gevolg waarvan bij werkneemster het letsel is ontstaan. Werkneemster stelt zich op het standpunt dat de Staat aansprakelijk is voor de door haar als gevolg van het ongeval geleden en nog te lijden schade.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. Tussen partijen is niet in geschil dat werkneemster bij een voor haar werk noodzakelijke training een ongeval is overkomen. Ook is niet in geschil dat zij daarbij letsel heeft opgelopen en schade heeft geleden. Dat betekent dat de Staat voor de door werkneemster geleden schade in beginsel aansprakelijk is, tenzij de Staat kan aantonen dat zij niet is tekortgeschoten in haar zorgplicht dan wel dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van werkneemster. Dat laatste is gesteld nog gebleken. Ten aanzien van een eventuele zorgplichtschending door de Staat overweegt de kantonrechter als volgt. Niet in geschil is dat het ongeval heeft plaatsgevonden in een trainingssetting in een sportzaal waar matten op de vloer lagen om de kans op letsel zo veel mogelijk te voorkomen. Daarmee was er sprake van een (zo veel mogelijk) veilige trainingslocatie. Bij de training is gebruikgemaakt van een zeer ervaren en gediplomeerd instructeur zelfverdediging en trainer mentale weerbaarheid. De cursisten hebben voorafgaand aan het proefexamen vijftien lessen binnen een periode van drie weken gevolgd, waarbij geoefend is met verschillende technieken. Dat de instructeur daarbij te weinig instructies heeft gegeven, is niet gebleken. Wat werkneemster feitelijk stelt, is dat haar collega de aan hem gegeven instructies niet heeft opgevolgd door haar met een judoworp over zijn schouder te gooien, een techniek die nooit was geoefend en waarop zij dus niet was voorbereid. Als dat het geval is, dan is dat volgens de kantonrechter een keuze van de collega. Deze keuze was vooraf door de instructeur niet te voorzien en was, gelet op het tempo waarin een dergelijke oefening wordt uitgevoerd, ook niet te voorkomen geweest. Dat de deelnemers niet op elkaar hadden mogen oefenen, zoals werkneemster heeft betoogd, deelt de kantonrechter eveneens niet. Ter zitting is immers onbetwist gesteld dat de deelnemers ook tijdens de lessen voorafgaand aan het proefexamen op elkaar hebben geoefend. Daar waren zij dus op voorbereid. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat van schending van de zorgplicht van de Staat geen sprake is, zodat de Staat niet aansprakelijk kan worden gesteld voor de uit het ongeval voor werkneemster voortvloeiende schade. De verzochte verklaring voor recht wordt niet gegeven.

  • Instantie: Rechtbank Den Haag
  • Datum uitspraak: 02-06-2022
  • Zaaknummer: 9415675 RP VERZ 21-50542
  • Nummer: AR-2022-0969