Rechtspraak
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Leeuwarden), 13 september 2022
ECLI:NL:GHARL:2022:7874
Feiten
Werknemer heeft van 4 augustus 2014 tot 1 september 2019 voor Probis gewerkt. Op de arbeidsovereenkomst was de - algemeen verbindend verklaarde - cao Metaal & Techniek - technische installatiebedrijven van toepassing (verder: de cao). Nog tijdens het bestaan van de arbeidsovereenkomst is een geschil ontstaan over de juiste inschaling van werknemer op grond van die cao. Dit heeft geleid tot een nabetaling, waarbij Probis is uitgegaan van functiegroep 4 tot 30 januari 2017 en functiegroep 6 over de periode daarna. Deze nabetaling was volgens werknemer niet hoog genoeg. In eerste aanleg heeft de rechtbank de vorderingen van werknemer afgewezen. Werknemer vordert in hoger beroep vernietiging van het vonnis en betaling van het gevorderde.
Oordeel
Een duidelijk scorepuntenlijstje van de functie is door geen van beide partijen overgelegd. De functie van werknemer is vanaf zijn indiensttreding betiteld als X. Volgens werknemer werkte hij ook vóór 31 januari 2017 al als Y. Voor die stelling heeft hij geen bewijs geleverd. De discussie in hoger beroep spitst zich toe op het kennisniveau van werknemer en over de vraag wanneer hij op het voor salarisschaal 6 relevante kennisniveau zat. Het hof acht door werknemer niet aannemelijk gemaakt dat hij voor zijn functie in 2014, gelet op de karakteristieken daarvan, in salarisschaal 6 had moeten worden ingedeeld. Terecht is opgeworpen dat het niveau van de feitelijk door werknemer gevolgde opleiding voor de indeling van zijn functie niet relevant is. Werknemer heeft echter niet aangetoond dat de door hem na 31 januari 2017 uitgeoefende functie op de relevante punten van verschil tussen functiegroepen 6 en 7 door Probis in loonschaal 7 had moeten worden ingedeeld. Probis heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de vordering dat werknemer meer reisuren betaald moet krijgen. Werknemer heeft hier ten onrechte niet op gereageerd. Het hoger beroep slaagt niet.