Rechtspraak
Rechtbank Limburg (Locatie Maastricht), 7 juni 2022
ECLI:NL:RBLIM:2022:6538
Feiten
Werknemer, die onder bewindvoering staat bij Fidelis bewindvoeringen (hierna: Fidelis), heeft met Flexfirst B.V. (hierna: Flexfirst) een uitzendovereenkomst ex artikel 7:691 BW gesloten ingaande 29 november 2021. Werknemer is door Flexfirst op basis van de uitzendovereenkomst uitgeleend aan X in Deventer in de functie van medewerker algemeen schoonmaakonderhoud en hij heeft die werkzaamheden uitgevoerd van 20 november 2021 tot en met 15 februari 2022. Werknemer heeft via die opdrachtgever schoonmaakwerkzaamheden bij een Ikeafiliaal verricht. Op 15 februari 2022 heeft Flexfirst aan werknemer te kennen gegeven dat de uitzendovereenkomst is beëindigd per die dag. Op 16 februari 2022 heeft Flexfirst aan Fidelis medegedeeld dat de loonbetaling aan werknemer is geblokkeerd, totdat hij zijn spullen bij Ikea heeft ingeleverd. Daarna heeft Flexfirst aan Fidelis toegelicht dat werknemer op staande voet is ontslagen, omdat hij in het pand van Ikea, in de ruimte waar machines staan voor de tweede maal zou zijn betrapt op roken. Binnen Ikea geldt een algeheel rookverbod. In dezelfde ruimtes zouden laptops zijn aangetroffen die ter beschikking van de politie zijn gesteld, omdat deze niet van Ikea en niet van het schoonmaakbedrijf zijn. Het vermoeden bestaat dat werknemer de laptops daar heeft opgeslagen. Fidelis verzoekt onder meer dat het ontslag op staande voet wordt vernietigd en de beëindiging van het dienstverband van verzoeker in stand wordt gehouden en dat Flexfirst een billijke vergoeding aan Fidelis dient te voldoen.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt. In de aanhef van het verzoekschrift staat “Verzoekschrift tot vernietiging van het ontslag op staande voet alsmede een verzoek tot toekenning van een billijke vergoeding ex artikel 7:681 lid 1 BW”, maar vernietiging van een ontslag op staande voet is niet te verenigen met een billijke vergoeding. Indien een ontslag wordt vernietigd, herleeft immers de arbeidsovereenkomst. Voorts bevat ook het petitum onder a. een innerlijke tegenstrijdigheid, nu in één zin eerst vernietiging van het ontslag wordt verzocht en vervolgens verzocht wordt om dat ontslag (de beëindiging van het dienstverband) juist in stand te houden. Hoe dan ook, uit het lichaam van het verzoekschrift kan worden afgeleid - en zo vat de kantonrechter dat dan ook op - dat is bedoeld om te verzoeken het ontslag op staande voet niet te vernietigen en om in plaats daarvan te verzoeken Flexfirst te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding. Het verzoek kan evenwel niet tot iets zinvols leiden, nu niet kan worden opgemaakt dat Flexfirst werknemer op staande voet heeft ontslagen. Wat hooguit kan worden afgeleid is dat de inlener X op 15 februari 2022 aan werknemer te kennen heeft gegeven dat hij niet meer welkom was (waarschijnlijk omdat Ikea werknemer niet meer tot de werkvloer wilde toelaten), en dat zij dat die dag aan Flexfirst heeft medegedeeld, maar tussen werknemer en de inlener X bestaat geen overeenkomst. Van een onverwijlde opzegging van de uitzendovereenkomst tussen Flexfirst en werknemer is dus niet gebleken. Uit de e-mail van 29 maart 2022 blijkt ook dat Flexfirst zich voor wat betreft de beëindiging van de uitzendovereenkomst beroept op het uitzendbeding. Dat Flexfirst in haar laatste e-mail van 17 februari 2022 vermeldde dat werknemer op staande voet ontslagen is, doet aan het voorgaande niet af, nu dat kennelijk zo moet worden uitgelegd dat de inlener de opdracht wilde beëindigen. Aan de beoordeling van een eventuele billijke vergoeding komt de kantonrechter dan ook niet toe.