Rechtspraak
Rechtbank Amsterdam (Locatie Amsterdam), 17 oktober 2022
ECLI:NL:RBAMS:2022:6002
Feiten
Verzoeker (hierna: de depothouder) is in 2005 een overeenkomst met DPG Media aangegaan om als depothouder werkzaam te zijn. Hij heeft sinds 1 januari 2006 wijken in Amsterdam onder zijn beheer. Zijn wijken worden gezamenlijk aangeduid als depot. De depothouder had in zijn wijken de verantwoordelijkheid voor de bezorging van diverse ochtendkranten (voor DPG) en diverse middagkranten (ook voor DPG, al dan niet namens Mediahuis). Een andere grote uitgever van dagbladen is DPG Media, die onder meer het Parool uitgeeft. Mediahuis en DPG Media maken voor de distributie gebruik van elkaars kanalen. In april 2020 heeft Mediahuis de bezorging van haar middagkranten terug overgenomen van DPG. Mediahuis heeft daarbij ook de bezorging van de middagkranten van DPG (Parool) gekregen. De depothouder is dus sinds 20 april 2020 voor de middagedities depothouder voor Mediahuis; voor de ochtendkranten bleef hij voor DPG Media werkzaam. Tussen de depothouder en Mediahuis is een overeenkomst van opdracht gesloten waarop algemene voorwaarden van toepassing zijn. Mediahuis en DPG hebben in 2021 vanwege stijgende kosten voor de middagbezorging en de dalende oplage besloten hun kranten NRC en Parool niet langer in de middag te bezorgen maar dat (met andere kranten) in de ochtend te doen. De bezorging van de middageditie met de bijbehorende werkzaamheden kwam derhalve te vervallen. Op 29 september 2021 heeft Mediahuis de overeenkomst met de depothouder (de middagdiensten van 5 uur per dienst) opgezegd tegen 1 januari 2022. De depothouder verzoekt een verklaring voor recht dat de overeenkomst tussen partijen heeft te gelden als een arbeidsovereenkomst en verzoekt tevens om Mediahuis wegens de opzegging van de arbeidsovereenkomst te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding, de transitievergoeding en de vergoeding wegens onregelmatige opzegging. Mediahuis stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van een arbeidsovereenkomst en verwijst naar diverse uitspraken in de distributiebranche.
Oordeel
Naar het oordeel van de kantonrechter gaat het om de vraag of de overeenkomst tussen partijen (Mediahuis en de depothouders) dient te worden gekwalificeerd als een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:610 BW. Is dat het geval dan staat daarmee vast dat deze arbeidsovereenkomsten niet rechtsgeldig zijn beëindigd, aangezien is opgezegd zonder instemming of toestemming. Nu de depothouder berust in de opzegging van Mediahuis komt dan aan de orde of een billijke vergoeding moet worden toegekend en of Mediahuis de transitievergoeding verschuldigd is.
Is sprake van een arbeidsovereenkomst?
De kantonrechter oordeelt dat de overeenkomst tussen partijen dient te worden gekwalificeerd als een arbeidsovereenkomst. De volgende rechten en verplichtingen spelen daarbij een rol: (a) hoewel de depothouder op papier de volledige verantwoordelijkheid had over het reilen en zeilen op het depot, bepaalde Mediahuis in vergaande mate de wijze waarop de depothouders de werkzaamheden dienden uit te voeren; (b) door de wijze van werving en selectie van de bezorgers bepaalde Mediahuis ook in wezen wie de bezorgwerkzaamheden feitelijk uitvoerden; (c) via Mediahuis werden de arbeidsvoorwaarden van de feitelijke bezorgers ook bepaald, door middel van door Mediahuis ingestelde bonussen op de wervingssite en door de aanbevolen voorbeeldovereenkomsten; (d) ook de hoogte van de lonen van de bezorgers werd feitelijk door Mediahuis bepaald; (e) via Mediahuis werd de urenadministratie gedaan en via Mediahuis werd het loon van de bezorgers berekend en uitgekeerd; (f) door Mediahuis werd ook bepaald welke bezorger onvoldoende functioneerde en diende te worden ontslagen; (g) de rayonmanager van Mediahuis hield er daarbij toezicht op dat de door Mediahuis gewenste werkwijze omtrent het depot - dat voor depothouders niet onderhandelbaar was - werd nageleefd; en (h) de werkzaamheden van de depothouder werden uitgevoerd in een door Mediahuis ter beschikking gestelde ruimte, die zij in eigendom heeft, had of huurt. De door de depothouder uit te voeren werkzaamheden behoorden daarbij tot de kernactiviteiten van Mediahuis, zodat sprake is van organisatorische inbedding.
Kwalificatie
De kantonrechter oordeelt dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst. Uit de beschreven werkwijze volgt dat Mediahuis feitelijk dusdanig vergaande invloed uitoefent op alles wat er in de distributieketen gebeurt, van de depothouder tot aan de bezorgers, dat de depothouders (en bezorgers) werkzaam waren op basis van een arbeidsovereenkomst. Omdat er sprake is van een arbeidsovereenkomst die door Mediahuis schadeplichtig is opgezegd maar de depothouder zich heeft neergelegd bij het einde van die arbeidsovereenkomst, is Mediahuis een aantal vergoedingen verschuldigd. De depothouder heeft aanspraak op een billijke vergoeding ad € 2.582,02 bruto, een transitievergoeding ad € 6.885,39 bruto en een vergoeding wegens een onregelmatige opzegging ad € 1.291,01 bruto.