Naar boven ↑

Rechtspraak

Werknemer/WRM. B.V.
Rechtbank Noord-Holland, 13 september 2022
ECLI:NL:RBNHO:2022:8809
Werkgever is de aanzegvergoeding en een deel van het gevorderde achterstallige salaris verschuldigd. De transitievergoeding is onverschuldigd aan werkneemster betaald, nu zij zelf haar arbeidsovereenkomst heeft opgezegd.

Feiten

Werkneemster is op 15 oktober 2021 in dienst getreden bij WRM B.V. (hierna: WRM). De arbeidsovereenkomst is aangegaan voor de duur van zeven maanden en is geëindigd op 14 mei 2022. De arbeidsovereenkomst is nadien stilzwijgend voortgezet. Op 28 mei 2022 heeft werkneemster haar laatste werkdag gehad bij WRM. Bij e-mail van 2 juni 2022 heeft werkneemster ontslag genomen omdat er een nieuwe uitdaging op haar pad is gekomen. Hierbij heeft zij aangegeven dat zij geen reden ziet om de opzegtermijn in acht te nemen, omdat haar contract tot 14 mei 2022 liep. Bij e-mail van 4 juli 2022 heeft werkneemster WRM gesommeerd tot betaling van € 3.742,99 bruto aan achterstallig salaris en de aanzegvergoeding. Op de salarisspecificatie van juli 2022 staat dat WRM een bedrag van € 3.150,72 in rekening heeft gebracht bij werkneemster vanwege ‘Schadeverg. inh. 2 maanden’. Verder staat op de salarisspecificatie een bedrag van € 1.575,36 bruto aan transitievergoeding, zodat werkneemster volgens de berekening van WRM € 1.688,97 netto aan WRM moet voldoen. Werkneemster verzoekt WRM te veroordelen tot betaling van de aanzegvergoeding, achterstallig salaris, vakantietoeslag en niet-genoten vakantiedagen.

Oordeel

De kantonrechter is van oordeel dat WRM de aanzegverplichting in het geheel niet is nagekomen. WRM heeft werkneemster niet schriftelijk uiterlijk een maand voor het aflopen van het contract voor bepaalde tijd geïnformeerd over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst. WRM heeft de verschuldigdheid hiervan erkend. Ter zitting heeft WRM verduidelijkt dat zij de gefixeerde schadevergoeding (van twee maandsalarissen) heeft verrekend met de transitievergoeding bij de salarisuitbetaling van de maand juli 2022. De kantonrechter is van oordeel dat WRM dit niet had mogen doen. De arbeidsovereenkomst tussen partijen is na het verstrijken van de bepaalde tijd stilzwijgend voortgezet. Werkneemster heeft de arbeidsovereenkomst opgezegd zonder de opzegtermijn in acht te nemen. WRM heeft werkneemster nooit gehouden aan de opzegtermijn van één maand en heeft dus impliciet ingestemd met de onmiddellijke ontslagname van werkneemster. WRM heeft werkneemster ook niet uitdrukkelijk medegedeeld dat zij aanspraak zou maken op een gefixeerde schadevergoeding en deze zou verrekenen bij de eindafrekening van het dienstverband. WRM heeft dus geheel onterecht de gefixeerde schadevergoeding verrekend in de eindafrekening. Omdat de arbeidsovereenkomst op initiatief van werkneemster zelf is geëindigd is WRM de transitievergoeding niet verschuldigd. Ter zitting is vast komen te staan dat WRM het salaris over de maand mei 2022 aan werkneemster heeft  voldaan op 23 mei 2022. Het verzoek tot betaling van € 1.549,20 bruto wordt daarom afgewezen. Het gevorderde achterstallig salaris over de periode 15 oktober 2021 tot en met maart 2022 wordt toegewezen nu WRM onvoldoende gemotiveerd betwist heeft dat zij heeft nagelaten om aan haar het wettelijk minimumloon van € 11,06 bruto per uur te voldoen. De vorderingen ten aanzien van het vakantiegeld en niet-genoten vakantiedagen worden afgewezen nu ter zitting is gebleken dat deze reeds aan werkneemster zijn uitbetaald.