Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 19 oktober 2022
ECLI:NL:RBNHO:2022:9100
Feiten
PRC – een in Shanghai gevestigde onderneming – voert in opdracht van derden het vervoer van goederen tussen China en Europa uit. Panalpina World Transport B.V (hierna: Panalpina) voerde in opdracht van PRC de regie over het verzamelen en opslaan van goederen en over het vervoer over de weg. Tussen WFS en Panalpina bestond een ‘Master Services Agreement’ (hierna: MSA WFS) op grond waarvan WFS goederen in de loods in ontvangst nam en controleerde, kortstondig opsloeg en deze vervolgens verzendgereed maakte voor verder vervoer over de weg. Op 5 juni 2019 zijn uit de loods veertig pallets met goederen ontvreemd (hierna: de diefstal). Panalpina heeft op 7 juni 2019 aangifte van de diefstal gedaan. De verdenking was dat twee medewerkers van WFS de diefstal hadden gepleegd. Op camerabeelden en uit getuigenverklaring blijkt dat de werknemers zich verdacht hebben gedragen en pallets hebben verplaatst op een wijze die niet gebruikelijk is. De pallets zouden o.a. op ‘locatie 0’ zijn neergezet, hetgeen niet gebruikelijk was en waarvoor kennelijk geen opdracht was gegeven. In het strafdossier zijn verklaringen van verschillende medewerkers van zowel Panalpina als WFS opgenomen waarin zij verklaren A en B op de getoonde camerabeelden te herkennen. A heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht. In het proces-verbaal van verhoor van B zijn belastende verklaringen afgelegd, over zowel zijn eigen rol als die van A. Het Openbaar Ministerie heeft strafrechtelijk vervolging naar de diefstal ingesteld (hierna: de strafzaak). Er zijn meerdere verdachten waaronder de twee hiervoor genoemde oud-werknemers van WFS, A en B. De strafzaak is nog niet afgerond. PRC vordert veroordeling van WFS om aan haar (en AXA XL) schadevergoeding te betalen o.a. omdat zij aansprakelijk zou zijn uit hoofde van aansprakelijkheid voor een ondergeschikte.
Oordeel
De rechtbank oordeelt allereerst dat de Nederlandse rechter bevoegd is en – omdat Nederland de plaats is waar de fysieke schade zich voordoet – het Nederlands recht van toepassing is.
Aansprakelijkheid WFS
Niet ter discussie staat dat WFS aansprakelijk is voor onrechtmatig handelen van haar oud-medewerkers. WFS voert echter aan dat zolang de betrokkenheid van de (oud-)werknemers bij de diefstal niet (strafrechtelijk) is bewezen, zij niet aansprakelijk is voor de schade die door de diefstal is veroorzaakt. De rechtbank volgt die redenering niet. Civielrechtelijk kan vast komen te staan dat sprake is van betrokkenheid van de oud-werknemers bij de diefstal zonder dat er een strafrechtelijke veroordeling is. De rechtbank is ook van oordeel dat de betrokkenheid van de oud-werknemers bij de diefstal vaststaat. Zij hebben immers de gestolen goederen, zonder dat zij daarvoor orders van WFS hadden gekregen, op een zodanige manier klaargezet dat de dieven deze gemakkelijk konden meenemen. Daarom is sprake van een toerekenbare onrechtmatige daad en dus van een fout van een ondergeschikte als bedoeld in artikel 6:170 lid 1 BW. WFS is daarom als (oud-)werkgever aansprakelijk voor de door de diefstal veroorzaakte schade.
Hoogte van de schade
WFS beroept zich op de aansprakelijkheidsbeperking van het Verdrag van Montreal. De rechtbank oordeelt dat de schade door de diefstal van de goederen vanuit de loods geacht wordt het gevolg te zijn van een gebeurtenis die tijdens het luchtvervoer plaats heeft gehad. Het beroep van WFS op het Verdrag van Montreal, dat de aansprakelijkheid beperkt, slaagt.