Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 20 oktober 2022
ECLI:NL:RBROT:2022:8852
Feiten
Werknemer is op 9 november 2009 (opnieuw) in dienst getreden bij werkgeefster. Namens werkgeefster is aangifte van diefstal gedaan bij de politie van een pallet met dozen kitkokers. De politie heeft werkgeefster op 15 juni 2022 medegedeeld werknemer als verdachte aan te merken en hem ontboden op het bureau voor verhoor. Werkgeefster heeft vervolgens op 16 juni 2022 werknemer op staande voet ontslagen voor betrokkenheid bij de verdwijningen of een zeer ernstige mate van plichtsverzuim, in samenhang met zijn houding en handelswijze. Werknemer vordert o.a. vernietiging van het ontslag op staande voet.
Oordeel
Als werknemer bij de verdwijning van de pallets met kit betrokken is geweest dan rechtvaardigt dat het ontslag op staande voet. Werknemer heeft echter gemotiveerd weersproken dat hij betrokken is geweest bij de (vermeende) verdwijning van de pallets. Behalve de ontkenning heeft hij daartoe aangevoerd dat hij dat niet ongezien zou hebben kunnen doen, dat zijn bestelwagen daarvoor niet is gebruikt en dat hij de aanbieder van de kit niet kent. Tegenover deze betwisting is het aan werkgeefster om te bewijzen dat werknemer de pallets met kit heeft weggenomen en/of bij de verdwijning daarvan betrokken is geweest. Dat bewijs is (nog) niet geleverd. Uit de overgelegde stukken blijkt niet de benodigde redelijke en voldoende mate van zekerheid dat werknemer betrokken is bij de verdwijning van pallets. Dat er een verdenking rust op werknemer mag zo zijn, maar dat is onvoldoende voor de gestelde dringende reden. Werkgeefster wordt toegelaten tot het leveren van (nader) bewijs.