Naar boven ↑

Rechtspraak

Nedflex B.V. / gedaagde
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 2 november 2022
ECLI:NL:RBNHO:2022:9689
Vordering tot betaling van facturen voor inhuur uitzendkrachten wordt toegewezen. De toezegging om tegemoet te komen in facturen, dient zo te worden uitgelegd dat deze afhankelijk was van toekenning van NOW-steun.

Feiten

Op 15 augustus 2016 is gedaagde zijn onderneming gestart: een pizzarestaurant met afhaalmogelijkheid onder de naam ‘bedrijf 2’. Met ingang van 9 juni 2017 is er een tweede locatie bijgekomen onder de naam ‘bedrijf 1’. Op 1 december 2018 is tussen bedrijf 1 en Nedflex - onderneming die zich bezighoudt met het verrichten van verloning/payrolling voor opdrachtgever - een overeenkomst van payrolling tot stand gekomen (hierna: de overeenkomst). In die overeenkomst treedt bedrijf 1 op als opdrachtgever. Partijen zijn overeengekomen dat aan bedrijf 1 werknemers van Nedflex ter beschikking worden gesteld om onder leiding van bedrijf 1 arbeid te verrichten. Die werknemers zijn geworven en geselecteerd door bedrijf 1, waarna zij met Nedflex een detacheringsovereenkomst zijn aangegaan. Hiervoor is bedrijf 1 een tarief verschuldigd, berekend aan de hand van het salaris van de betreffende werknemers vermenigvuldigd met een toeslag voor werkgeverslasten en aanvullende kosten (opdrachtgeverstarief). Op de overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van Nedflex van toepassing, waarin onder meer een bepaling is opgenomen over betaling en de consequenties van in verzuim zijn. In de periode 27 februari tot 4 september 2020 heeft Nedflex in wisselende samenstelling in totaal negen uitzendkrachten uitgezonden naar bedrijf 1, waarvoor in totaal achttien facturen zijn verstuurd voor een totaalbedrag van € 33.001,25. Als gevolg van de coronamaatregelen zijn horecagelegenheden in de periode van maart 15 maart tot 1 juni 2020 gesloten geweest. Op 9 juli 2020 heeft Nedflex bedrijf 1 een e-mail gestuurd waarin zij aangeeft dat zij NOW-steun heeft aangevraagd, zodat zij in een groot deel van de facturen tegemoet kon komen. Nedflex stelt hierbij de voorwaarden dat er direct een betaling voldaan wordt van de afgelopen vier facturen. Bedrijf 1 is diverse malen door Nedflex aangemaand om over te gaan tot betaling. Bij e-mail van 9 september 2020 heeft Nedflex de overeenkomst met bedrijf 1 beëindigd. Bij brief van 11 november 2020 heeft Nedflex bedrijf 1 bericht dat zij niet in aanmerking kwam voor NOW-steun omdat haar omzetverlies geringer was dan 20%. Gedaagde heeft zijn onderneming in september 2021 verkocht. Nedflex vordert veroordeling van gedaagde tot betaling van € 32.542,28, nu hij tekort is geschoten in de nakoming van zijn betalingsverplichting.

Oordeel

In geschil is de vraag of, en zo ja in hoeverre gedaagde betaling is verschuldigd van de door Nedflex gefactureerde bedragen. Gedaagde voert als verweer dat hij uit het e-mailbericht van Nedflex van 9 juli 2020 heeft mogen begrijpen dat Nedflex aan een groot aantal facturen aan bedrijf 1 tegemoet zou komen zodra de aanvraag NOW zou zijn verwerkt. In de e-mail is geen voorbehoud gemaakt voor wat betreft de toekenning van NOW-steun en er bestond voor gedaagde, gezien zijn onbekendheid met de NOW-regeling, ook geen aanleiding om aan te nemen dat de tegemoetkoming enkel zou gelden als er daadwerkelijk NOW-steun zou worden toegekend. De rechtbank is van oordeel dat gedaagde uit het bedoelde e-mailbericht van Nedflex van 9 juli 2020 heeft moeten begrijpen dat tegemoetkoming aan de facturen niet zeker was, maar afhankelijk was van toekenning van NOW-steun aan Nedflex. Dat geldt temeer nu gedaagde ter zitting heeft aangegeven dat hij zelf voor de vaste werknemers in zijn ondernemingen ook NOW-steun heeft aangevraagd, zodat hij ermee bekend moet worden geacht dat voor de toekenning daarvan moest worden voldaan aan de daarvoor geldende voorwaarden. Het e-mailbericht van Nedflex van 9 juli 2020 schept dan ook geen verplichting om de facturen te matigen, maar het bericht had wel duidelijker gekund, zeker in een voor ondernemers als gedaagde zo stressvolle en onzekere periode. Daarnaast heeft Nedflex gesteld dat gedaagde ook niet heeft voldaan aan de in haar e-mailbericht van 9 juli 2020 opgesomde aanvullende voorwaarden. Ook om die reden zou er voor Nedflex geen verplichting bestaan om de facturen aan bedrijf 1 te matigen. Gedaagde heeft hiertegen aangevoerd dat de facturen niet kloppen omdat er mensen op staan die niet bij bedrijf 1 te werk zijn gesteld. Het lag naar het oordeel van de rechtbank echter op de weg van gedaagde om zijn stelling dat ‘het niet klopte’ aan de hand van eigen administratie nader te onderbouwen. Daarmee staat vast dat, ook als de uitleg van gedaagde aan het e-mailbericht van 9 juli 2020 zou zijn gevolgd, hij niet heeft voldaan aan de verdere door Nedflex gestelde voorwaarden. Ook om die reden kan gedaagde dan ook geen aanspraak maken op matiging van de facturen. Het beroep op onvoorziene omstandigheden slaagt niet, omdat het bij de vordering van Nedflex niet gaat om vaste doorlopende kosten, maar (onbetwist) om de flexibele inzet van uitzendkrachten, zodat gedaagde niet verplicht was die kosten ook tijdens de coronacrisis te maken. De vorderingen tot betaling van een bedrag van € 32.542,28, wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.