Naar boven ↑

Rechtspraak

werkneemster/werkgeefster
Rechtbank Limburg (Locatie Maastricht), 14 december 2022
ECLI:NL:RBLIM:2022:10062
Vordering schadevergoeding werkneemster omdat zij (psychische) schade zou hebben opgelopen bij de uitvoering van haar werkzaamheden. Afwijzing omdat niet in rechte kan worden vastgesteld dat zij daadwerkelijk haar werkzaamheden heeft moeten verrichten onder de door haar gestelde voor de gezondheid schadelijke omstandigheden.

Feiten

Werkneemster is op 1 maart 2013 in dienst getreden bij werkgeefster in de functie van verkoopmedewerkster voor 21,5 uur per week tegen een loon van € 1.321,21 bruto per maand exclusief vakantiegeld. Zij heeft zich op 27 september 2017 ziek gemeld. In de probleemanalyse van 23 november 2017 staat dat de bedrijfsarts de claim van werkneemster dat zij niet kon hervatten in haar eigen werk niet medisch kon onderbouwen. Wel was sprake van een verstoorde arbeidsrelatie. Met ingang van 25 september 2019 heeft het UWV een WIA-uitkering aan werkneemster toegekend op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80-100%. De arbeidsovereenkomst is vervolgens met wederzijds goedvinden geëindigd. Bij brief van 24 maart 2020 heeft werkneemster werkgeefster aansprakelijk gesteld voor schade die volgens haar het gevolg is van structurele fysieke en psychische overbelasting tijdens de duur van de arbeidsovereenkomst. Werkneemster vordert een schadevergoeding van € 20.912,31, vermeerderd met rente en kosten. Werkneemster baseert haar vordering op artikel 7:658 lid 2 BW. Zij stelt dat zij lijdt aan lichamelijke klachten en psychische klachten. Tevens is sprake van PTSS. Reeds bestaande lichamelijke klachten (slijtageklachten aan de pols, rug en schouder) zijn tijdens het dienstverband verergerd omdat zij tijdens vakanties voltijds moest werken en vaak zwaar moest tillen. Er zijn ook psychische klachten ontstaan: zij kon nooit iets goed doen, kreeg het onterechte verwijt nooit haar targets te halen en er was geen tijd voor koffiepauzes. Er was sprake van chronisch pesten en van veel onnodige druk. Werkgeefster betwist dat de door werkneemster gestelde schade is geleden tijdens de uitoefening van haar werkzaamheden.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. Op grond van artikel 7:658 lid 2 BW is het aan werkneemster te stellen en bij betwisting te bewijzen dat zij de schade waarvan zij vergoeding vordert heeft geleden in de uitoefening van haar werkzaamheden. Voor toepassing van de in het onderdeel bedoelde regel van bewijslastverdeling is nodig dat werkneemster niet alleen stelt, en bij betwisting bewijst, dat zij haar werkzaamheden heeft moeten verrichten onder omstandigheden die schadelijk kunnen zijn voor haar gezondheid, maar ook dat zij stelt en zo nodig aannemelijk maakt dat zij lijdt aan gezondheidsklachten die door deze omstandigheden kunnen zijn veroorzaakt (vgl. HR 23 juni 2006, ECLI:NL:HR:2006:AW6166, NJ 2006, 354). Werkneemster stelt dat de door haar ondervonden gezondheidsklachten voornamelijk psychisch van aard zijn. Hierbij moet worden bedacht dat psychische klachten meerdere oorzaken kunnen hebben die ook buiten het werk kunnen zijn gelegen en bovendien te maken kunnen hebben met de persoonlijke aanleg van een werknemer. Een werkgever kan pas een schending van zijn zorgplicht worden verweten indien het voor hem redelijkerwijs kenbaar was dat de werknemer dreigde uit te vallen wegens psychische klachten. Werkneemster moet voldoende gemotiveerd en geconcretiseerd stellen en, gelet op de betwisting van werkgeefster, bewijzen dat en hoe zij in het werk is overbelast waardoor de psychische klachten kunnen zijn veroorzaakt. Werkneemster is daar niet in geslaagd omdat zij haar stellingen onvoldoende heeft geconcretiseerd en met bewijs heeft gestaafd. Ook de medische stukken leiden niet tot de conclusie dat schade is geleden tijdens de uitoefening van het werk. Werkneemster heeft met deze medische stukken aannemelijk gemaakt dat zij lijdt aan gezondheidsklachten die in theorie (mede) kunnen zijn veroorzaakt in de uitoefening van de werkzaamheden, maar wat zij daarmee niet aannemelijk heeft gemaakt is dat zij daadwerkelijk haar werkzaamheden heeft moeten verrichten onder dergelijke voor de gezondheid schadelijke omstandigheden (de gestelde pesterijen, de structurele overbelasting, overwerk e.d.). De vorderingen van werkneemster worden afgewezen.