Feiten 

Werkneemster is sinds 1 augustus 2022 in dienst bij Stichting Rotterdamse Vereniging voor Katholiek Onderwijs (hierna: RVKO) in de functie van leraarondersteuner. RVKO heeft werkneemster op 27 september 2022 op staande voet ontslagen, omdat zij sinds 1 augustus 2021 zonder medeweten van RVKO en tegen de afspraken in als leraarondersteuner werkzaamheden verrichtte bij een andere werkgever (hierna: werkgever 1) terwijl zij zich bovendien ziek had gemeld bij RVKO. Vanwege haar ziekmelding heeft werkneemster nog geen dag werkzaamheden verricht voor RVKO. Wel streek zij iedere maand twee salarissen op. RVKO zegt door werkneemster te zijn misleid en vraagt zowel om toekenning van € 6.176,09 bruto (met rente) ter zake van gefixeerde schadevergoeding als terugbetaling van het brutoloon van € 42.042,97 dat zij werkneemster onverschuldigd heeft betaald. 

Oordeel

De geldigheid van het ontslag op staande voet is tussen partijen niet in geschil. Partijen verschillen alleen van inzicht over de vraag of het verzoekschrift tijdig is ingediend. Wat betreft de tijdigheid van het ingediende verzoekschrift heeft RVKO gemotiveerd gesteld dat zij op 22 september 2022 in aanwezigheid van twee vertegenwoordigers van werkgever 1, werkneemster heeft geconfronteerd met haar bevindingen. Anders dan werkneemster heeft gesteld, is zij niet tijdens dit gesprek (mondeling) ontslagen, maar heeft RVKO haar – per aangetekende brief en per e-mailbericht – ontslagen op 27 september 2022. Het verzoekschrift is op 25 november 2022 bij de rechtbank ingediend. Nu het verzoekschrift bij de rechtbank is ingediend binnen twee maanden na de datum waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, is het verzoekschrift tijdig ingediend. Gelet op voorgaande wordt werkneemster veroordeeld aan RVKO € 6.176,09 bruto (met rente) ter zake van gefixeerde schadevergoeding te betalen als terugbetaling van het brutoloon van € 42.042,97 dat RVKO werkneemster onverschuldigd heeft betaald.