Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 6 januari 2022
ECLI:NL:RBNHO:2022:883
Feiten
Bij tussenvonnis van 21 september 2022 heeft de kantonrechter Asito Personeelsdiensten B.V. en Asito Cure Noord West B.V. (hierna: Asito) in de gelegenheid gesteld om bij akte berekeningen van het SV-dagloon over de periode van augustus 2019 tot augustus 2022 over te leggen. Asito heeft bij akte van 19 oktober 2022 de berekeningen van het SV-dagloon over de genoemde periode overgelegd en toegelicht. Werkneemster heeft daarop bij akte van 16 november 2022 geantwoord en een verzoek tot tussentijds hoger beroep gedaan. Werkneemster stelt zich op het standpunt dat zij belang heeft bij het instellen van hoger beroep, omdat in het tussenvonnis een beslissing is genomen met betrekking tot een van de meeste principiële discussiepunten tussen partijen. Werkneemster heeft verweer gevoerd tegen de wijze waarop Asito de werkdagen in de referteperiode heeft vastgesteld. Asito heeft erkend dat zij ten onrechte is uitgegaan van een referteperiode van 66 dagen in plaats van 65 dagen en heeft toegezegd het verschuldigde bedrag van € 430,91 bruto bij de volgende salarisronde aan werkneemster te betalen.
Oordeel
Verzoek tussentijds hoger beroep
Tegen een tussenvonnis kan op grond van artikel 337 lid 2 Rv slechts tegelijk met het eindvonnis beroep worden ingesteld, tenzij de rechter anders heeft bepaald. Naar het oordeel van de kantonrechter zijn de door werkneemster aangevoerde omstandigheden geen omstandigheden die maken dat in dit geval van dit uitgangspunt moet worden afgeweken. De kantonrechter wijst het verzoek daarom af.
Dagloonberekeningen
Het geschil gaat over de vraag of het SV-loon waarop de betaling van het loon bij arbeidsongeschiktheid wordt gebaseerd juist is berekend en niet of dit loon is gebaseerd op een juiste arbeidsomvang. In het tussenvonnis is overwogen dat werkneemster vanaf augustus 2019 geen recht heeft op loon/ziekengeld over het genoten onbetaald verlof. De arbeidsomvang zoals door Asito gehanteerd bij de vaststelling van het SV-dagloon, moet tot uitgangspunt worden genomen. De verweren van werkneemster voor zover deze zien op de wijze waarop de arbeidsomvang is bepaald, met het oog op de betaling van het loon bij ziekte, treffen geen doel. Het beroep van werkneemster op de redelijkheid en billijkheid leidt niet tot een ander oordeel. Werkneemster heeft geen recht op het loon tijdens ziekte voor zover dit uren van onbetaald verlof betreft. Dat ook voorafgaand aan de arbeidsongeschiktheid een omvang aan gewerkte uren van 23,5 uur per week zou hebben bestaan, is niet komen vast te staan. De kantonrechter gaat ervan uit dat de nieuwe berekening (gebaseerd op een referteperiode van 65 dagen) in overeenstemming is met de cao in het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf en deze nabetaling zal op korte termijn aan werkneemster worden overgemaakt. Voor zover werkneemster betaling vordert op straffe van een dwangsom, zal dit worden afgewezen. De kantonrechter zal de vordering van werkneemster van € 430,91 toewijzen. De wettelijke verhoging en de wettelijke rente zullen eveneens worden toegewezen over het toegewezen bedrag. De kantonrechter ziet aanleiding om de wettelijke verhoging te matigen tot 20%. De wettelijke verhoging over de salarisbetaling van september tot en met december 2021 zal worden afgewezen. De vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten wordt toegewezen.