Naar boven ↑

Rechtspraak

zzp-er/Kwaliteitskeuring Dierlijke Sector (KDS)
Rechtbank Overijssel (Locatie Zwolle), 21 februari 2023
ECLI:NL:RBOVE:2023:879
Zzp’er die zesmaandse opleiding moet volgen voor vleeskeuringsfunctie bij inlener is niet werkzaam op basis van arbeidsovereenkomst.

Feiten

X stond als zelfstandige (zzp’er) ingeschreven bij uitzendorganisatie Abeos. Abeos heeft hem in contact gebracht met Kwaliteitskeuring Dierlijke sector (KDS) in verband met de werving van kandidaten voor het keuren van vlees in verschillende slachthuizen in Nederland.  Dat werk wordt uitgevoerd door zogenoemde officieel assistenten en staat onder toezicht van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). Om als officieel assistent te mogen werken moet eerst met goed gevolg een opleidingstraject van zes maanden worden doorlopen. Dat wordt afgesloten met examens (theorie en praktijk). Na een sollicitatiegesprek met KDS is X aan de opleiding begonnen. Voor aanvang daarvan is tussen X, KDS en Abeos een zogenoemde driepartijenovereenkomst gesloten. Daarin wordt X aangeduid als zzp’er en is ten behoeve van hem een vergoeding op factuurbasis opgenomen. Tijdens de opleiding heeft X op die manier betaald gekregen. X is niet geslaagd voor de opleiding. Volgens KDS betekent dat dat de overeenkomst daarmee is geëindigd. X heeft zich echter op het standpunt gesteld dat hij met KDS een arbeidsovereenkomst heeft gesloten, die niet op rechtsgeldige wijze tot een einde is gekomen. 

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. 

Geen arbeidsovereenkomst wegens ontbreken van productieve arbeid tijdens opleiding en factureren met btw

De kantonrechter is van oordeel dat de overeenkomst van partijen kwalificeert als een overeenkomst van opdracht en niet als een arbeidsovereenkomst. Daarvoor is het volgende redengevend. Op 14 maart 2022 is de overeenkomst ingegaan en is X feitelijk gestart met de opleiding tot officieel assistent. Dat hield in dat hij theorielessen heeft gevolgd en theorie-examens heeft afgelegd. Daarnaast werd hij in de praktijk opgeleid door mee te lopen met gediplomeerde ervaren officieel assistenten. De praktijkexamens vonden plaats in september 2022. Al die activiteiten vonden plaats in het kader van opleiding en kwalificeren niet als arbeid in de zin van artikel 7:610 BW. Van een voor KDS productieve arbeidsprestatie, waarvan KDS direct kon profiteren, was immers geen sprake. Ook van een gezagsrelatie was in de opleidingsperiode geen sprake. X was dan wel verplicht om de opleiding te volgen, maar op de inhoud van de in dat kader door X te verrichten werkzaamheden kon KDS geen enkele invloed uitoefenen. Verder zijn partijen voor de periode na de opleiding overeengekomen dat X zich mag laten vervangen, dat KDS niet het recht heeft om een vervanger te weigeren anders dan op grond van objectieve kwalificaties. Ook is niet betwist dat de na de opleiding te verrichten werkzaamheden van officieel assistent geheel zelfstandig zouden worden uitgevoerd, waarbij bovendien geldt dat KDS X slechts ter beschikking zou stellen aan de NVWA en dat haar geen aansturingsbevoegdheid zou toekomen ten aanzien van de werkzaamheden. Verder is er geen vaste arbeidsomvang overeengekomen en is X niet verplicht om gevolg te geven aan een verzoek van KDS om de werkzaamheden van een officieel assistent te verrichten voor de NVWA. Ook is overeengekomen dat gedurende de periode dat geen werkzaamheden worden verricht, zoals tijdens ziekte en verlof, geen vergoeding verschuldigd is. En ten slotte is overeengekomen dat de betalingen aan X zouden plaatsvinden op basis van facturatie. Daaraan is vanaf de aanvang van de overeenkomst uitvoering gegeven waarbij ook btw is berekend. En niet is betwist dat er ook nooit loonbelasting en werknemerspremies voor X zijn afgedragen.

Op grond van het vorenstaande wordt geoordeeld dat de tussen partijen gemaakte afspraken en de wijze waarop daar tot 22 september 2022 uitvoering aan is gegeven, niet passen bij een arbeidsovereenkomst. Dat sprake is van het verrichten van arbeid gedurende zekere tijd, van een gezagsverhouding en van het betalen van loon, zoals artikel 7:610 BW voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst vereist, kan niet geoordeeld worden.