Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/De Staat der Nederlanden
Rechtbank Den Haag (Locatie Den Haag), 23 februari 2023
ECLI:NL:RBDHA:2023:2748
De Staat is aansprakelijk voor schade werkneemster als gevolg van val van de trap. Trap was uitgevoerd met antisliprichel, waardoor valpartijen konden ontstaan. Schending zorgplicht.

Feiten

Werkneemster was werkzaam bij het ministerie van Buitenlandse Zaken. Het pand waarin werkneemster werkzaam was, was kort daarvoor grondig verbouwd, waarbij onder meer de inrichting van meerdere trappen is aangepast. Deze trappen hebben een opstaande rand aan het eind van elke trede, oftewel een antisliprichel. Op 25 juni 2018 is werkneemster in de uitoefening van haar werkzaamheden gestruikeld en van de trap gevallen. Als gevolg van dit ongeval heeft zij ernstig en blijvend letsel opgelopen aan haar rechtervoet. De Staat heeft aansprakelijkheid voor het ongeval afgewezen. Wel heeft de Staat aan werkneemster een bedrag van € 5.000 en een bedrag van € 16.679,05 betaald als voorschot op de gebleken schade. Werkneemster verzoekt bij wijze van deelgeschil een verklaring voor recht dat de Staat aansprakelijk is voor het ongeval en dat de Staat de schade die werkneemster ten gevolge van dit ongeval heeft geleden en zal lijden volledig aan haar dient te vergoeden.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. Beoordeeld dient te worden of de Staat de zorgplicht van artikel 7:658 BW heeft geschonden. De Staat voert aan dat een val van een trap een alledaags risico is dat zich heeft verwezenlijkt, waarvoor de Staat als werkgever niet aansprakelijk kan worden gehouden. Daarin volgt de kantonrechter de Staat niet, gelet op het volgende. Omdat er zich in het kantoor een aantal incidenten heeft voorgedaan, heeft de Staat opdracht gegeven voor een QuickScan Veiligheid met als doel het in kaart brengen van verbeterpunten op het gebied van veiligheid voor de medewerkers tijdens het werken in het gebouw. Daarbij zijn ook de belangrijkste trappen in het gebouw bezocht. Daaruit volgde, onder verwijzing naar de toepasselijke NEN-norm, onder meer het advies de richels op de traptreden te egaliseren. Ook de Arbeidsinspectie heeft (naar aanleiding van een andere valpartij) onderzoek gedaan naar de veiligheid van de trap. Ook volgens de Arbeidsinspectie was de uitvoering van de trappen voor verbetering vatbaar. Het gaat dan, aldus de Arbeidsinspectie, om het aanpassen van de treden die aan de voorzijde zijn voorzien van een richel waardoor struikelgevaar kan ontstaan. Ook de staatssecretaris heeft naar aanleiding van Kamervragen verklaard ‘dat er een opstaande rand op de trap zit die kan veroorzaken dat mensen vallen. Die rand is te hoog en wordt afgeslepen, zodat het geen rand meer is waar je achter kunt blijven haken’. Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de kantonrechter dat de trap zodanig was uitgevoerd dat daardoor valpartijen konden ontstaan. De Staat heeft nog aangevoerd dat werknemers er rekening mee moeten houden dat trappen voorzien zijn van richels en dat zij extra oplettend moeten zijn en hun voeten goed moeten optillen. Nog daargelaten of dat inderdaad zo is, geldt dat de werkgever rekening moet houden met de algemene ervaringsregel dat routinematig gedrag op het werk, waaronder het lopen op een trap, tot verminderde voorzichtigheid en oplettendheid leidt. Van werknemers kan niet worden verwacht dat zij bij elke stap op de trap rekening houden met het gevaar om te struikelen dat wordt veroorzaakt door het feit dat de Staat (of door hem ingeschakelde derden) er bij de renovatie voor heeft gekozen elke trede van een richel te voorzien. Op grond van het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de Staat niet aan zijn zorgplicht heeft voldaan. Toewijzing van het verzoek volgt.