Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/Stichting Hoger Onderwijs Nederland
Rechtbank Den Haag (Locatie Den Haag), 12 maart 2020
ECLI:NL:RBDHA:2020:15502
Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens ernstig verstoorde verhoudingen. Ernstig verwijtbaar handelen van werkgever. Billijke vergoeding van € 25.000 omdat werkgever al bijna anderhalf jaar niet heeft geprobeerd de impasse te doorbreken, hetgeen goed werkgeverschap vereist.

Feiten

Werknemer is sinds 1 augustus 1988 in dienst bij Stichting Hoger Onderwijs Nederland (hierna: Inholland). Op de arbeidsovereenkomst is de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor het hoger beroepsonderwijs van toepassing. Werknemer is uitgenodigd voor een gesprek om het huidige reilen en zeilen binnen de ICT-opleidingen te bespreken, naar aanleiding van onvrede bij zowel medewerkers als studenten.  Vervolgens hebben meerdere gesprekken over het persoonlijk functioneren van werknemer plaatsgevonden. Vervolgens is werknemer met behoud van loon geschorst. Werknemer heeft tevergeefs verweer gevoerd tegen de schorsing. Nadat werknemer Inholland heeft gedagvaard in kort geding wegens wedertewerkstelling en rehabilitatie, heeft Inholland de schorsing opgeheven. Uiteindelijk heeft Inholland BING opdracht gegeven om onderzoek te verrichten, met als doel van het onderzoek ‘de relevante feiten en omstandigheden in kaart te brengen met betrekking tot de signalen over vermeend grensoverschrijdend gedrag en de houding van betrokkene en deze af te zetten tegen relevante wet- en regelgeving (waaronder interne afspraken en procedures), teneinde u in de gelegenheid te stellen op basis van de uitkomsten van het onderzoek een besluit te nemen over de situatie rondom betrokkene’. In de conclusie van het BING-rapport staat onder meer dat het interne onderzoek zich al snel heeft gefocust op betrokkene zonder duidelijke onderbouwing en expliciet gemaakte klachten. Naar het oordeel van BING is onvoldoende zorgvuldigheid betracht in de communicatie naar betrokkene over de precieze aanleiding en doelstelling van het onderzoek alsook ten aanzien van de gehanteerde procedure. Werknemer verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst onder veroordeling van Inholland tot betaling van de transitievergoeding van € 81.000 alsmede een billijke vergoeding van € 80.000.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. Uit zowel de door werknemer als door Inholland beschreven gebeurtenissen vanaf oktober 2018 tot en met heden is duidelijk dat tussen partijen een ernstig verstoorde arbeidsverhouding is ontstaan en dat het hun ondanks diverse gesprekken niet is gelukt tot overeenstemming te komen over de gerezen problemen binnen de arbeidsverhouding. Gelet op het fundamentele recht op vrije arbeidskeuze en het bestaan van de ernstig verstoorde arbeidsverhouding zal het ontbindingsverzoek – waartegen Inholland zich op zichzelf overigens ook niet heeft verzet – worden toegewezen. Werknemer heeft zich op het standpunt gesteld dat Inholland meerdere malen ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Volgens de kantonrechter heeft Inholland ernstig verwijtbaar gehandeld door na het opheffen van de schorsing niet inhoudelijk in te gaan op welke manier werknemer zijn functioneren moest verbeteren, maar hem ook niet zijn oude werkzaamheden laten verrichten. Deze gang van zaken is ernstig verwijtbaar aan Inholland. Omdat de arbeidsovereenkomst op verzoek van werknemer zal worden ontbonden wegens ernstig verwijtbaar handelen van Inholland, is Inholland een transitievergoeding verschuldigd. In het kader van de billijke vergoeding naar aanleiding van het ernstig verwijtbaar handelen van Inholland weegt de kantonrechter mee dat de onderhavige situatie inmiddels al bijna anderhalf jaar duurt en gesteld noch gebleken is dat in de periode vanaf april 2019 – anders dan nog een derde onderzoek door BING, waaruit evenmin naar voren kwam dat werknemer enig (ernstig) verwijt treft – Inholland heeftt geprobeerd de impasse te doorbreken hetgeen van Inholland in het kader van goed werkgeverschap had mogen worden verlangd. Daarnaast kent de kantonrechter betekenis toe aan het feit dat werknemer vanuit een onminsituatie – na 30 jaar lang zonder enig probleem te hebben gewerkt – per 1 mei 2020 zal beginnen aan zijn pensioen. Gelet hierop acht de kantonrechter toewijzing van een billijke vergoeding van € 25.000 bruto passend.