Rechtspraak
Feiten
Werknemer is op 15 maart 2016 in dienst getreden bij werkgever. Werknemer heeft zich op 14 maart 2018 ziek gemeld. Op 9 april 2018 is werknemer voor het eerst door de bedrijfsarts gezien, die oordeelt dat sprake is van een medische aandoening waardoor werknemer volledig arbeidsongeschikt is. Op 8 mei 2018 vindt er een telefonisch consult plaats bij de bedrijfsarts, gevolgd door een bezoek aan de bedrijfsarts op 4 juni 2018. In de periodieke evaluatie van 4 juni 2018 wordt werknemer arbeidsongeschikt voor het eigen en aangepast werk geacht. Werknemer heeft op twee dagen in week 25 werkzaamheden verricht aan de oprit bij zijn woning. Deze werkzaamheden zijn in opdracht van werkgever op beeld vastgelegd door een detective. Werkgever heeft werknemer op 29 juni 2018 geconfronteerd met de bevindingen van de privédetective en werknemer op staande voet ontslagen. Werknemer verzoekt vernietiging van ontslag op staande voet.
Oordeel
De dringende reden die is meegedeeld, is dat werknemer zowel de bedrijfsarts als werkgever onjuist heeft geïnformeerd omtrent zijn ziekte en dat hij hoewel de bedrijfsarts dit verboden heeft zeer zware arbeid heeft verricht tijdens zijn ziekte. De kantonrechter oordeelt dat de bedrijfsarts in zijn rapportage stelt dat werknemer onder meer beperkingen heeft in het autorijden en frequent bukken. Vanwege deze beperkingen is het onmogelijk voor werknemer om zijn werkzaamheden bij werkgever te hervatten. Uit de bevindingen van het detectivebureau blijkt dat werknemer tijdens zijn ziekte thuis arbeid heeft verricht zoals het leggen van bestrating. De kantonrechter constateert op basis van de beeldopnames van de detective dat werknemer in een rustig en ontspannen tempo aan de oprit heeft gewerkt, waardoor de indruk ontstaat dat een betrekkelijk lichte fysieke inspanning wordt geleverd. Uit de verklaring van de bedrijfsarts volgt bovendien niet dat werknemer de betreffende werkzaamheden niet mag verrichten. De verklaring van de bedrijfsarts uit april 2018 is aldus geen onderbouwing voor de stelling dat werknemer een aanwijzing van de bedrijfsarts overtreedt en al helemaal niet van de bewering dat daardoor het herstel van werknemer wordt belemmerd. De aangevoerde dringende reden is aldus niet vast komen te staan. Het ontslag op staande voet wordt vernietigd. Werkgever heeft verzocht om de arbeidsovereenkomst tussen partijen (voorwaardelijk) te ontbinden op de e- of g-grond. Aan het ontbindingsverzoek heeft werkgever hetzelfde feitencomplex ten grondslag gelegd als hiervoor is besproken. Nu de kantonrechter reeds heeft geconcludeerd dat dit verwijt niet is komen vast te staan, is geen sprake van een voldragen e-grond. De arbeidsovereenkomst zal wel worden ontbonden op de g-grond. Ook van de kant van werknemer is duidelijk geworden dat sprake is van een zeer verstoorde verhouding die continuering van de arbeidsrelatie onmogelijk maakt. Het ontstaan van deze verstoorde verhouding is geheel aan werkgever te wijten, nu werkgever op grond van onvolledige informatie een beslissing heeft genomen met zeer verstrekkende gevolgen voor werknemer. Dit doet bij de kantonrechter het ernstige vermoeden rijzen dat werkgever niet uit was op waarheidsvinding maar op zoek was naar de bekende stok om de hond mee te slaan. Werknemer maakt aanspraak op een transitie- en een billijke vergoeding van € 25.000. Hierbij is onder meer rekening gehouden met de gedragingen van werkgever, het feit dat werknemer eerder een proefplaatsing via het UWV nodig had om aan de slag te komen, het feit dat werknemer arbeidsongeschikt is en dat dit re-integratie bemoeilijkt.