Rechtspraak
Feiten
BF, die geboren is in 1958, heeft op 1 juli 2020 de leeftijd bereikt die recht geeft op het Oostenrijkse ambtenarenpensioen. Bij besluit van 2 december 2020 heeft de BVAEB de hoogte van het ouderdomspensioen van BF vastgesteld op een maandelijks bedrag van € 4.455,43 bruto. Dat bedrag is vastgelegd op basis van een zogenoemde “parallelle” berekening die overeenkomstig paragraaf 99 PG 2015 wordt gemaakt, waarbij een deel van het ouderdomspensioen – gewogen naar de verdeling van de tijdvakken van dienstverband die vóór dan wel vanaf 2005 zijn vervuld – krachtens het PG 1965 wordt uitbetaald en het andere deel krachtens het APG (hierna: “parallelle berekening”).
Bij brief van 26 februari 2021 heeft BF de BVAEB verzocht het maandelijkse brutobedrag van zijn ouderdomspensioen opnieuw te berekenen vanaf 1 januari 2021, omdat hij zich benadeeld achtte ten opzichte van voormalige federale ambtenaren die een pensioen ontvangen dat louter op basis van het APG is vastgesteld en waarvan het bedrag onmiddellijk vanaf het eerste nieuwe jaar van ontvangst is aangepast, terwijl het op basis van de parallelle berekening vastgestelde pensioen van BF pas zou worden aangepast per 1 januari van het tweede jaar na het ontstaan van het recht op ouderdomspensioen, in casu op 1 januari 2022.
Oordeel
Het Hof van Justitie EU oordeelt als volgt.
Verschil in pensioenbehandeling objectief gerechtvaardigd geen verboden onderscheid naar leeftijd
Budgettaire overwegingen kunnen weliswaar geen rechtvaardiging vormen voor discriminatie op grond van leeftijd, maar doelstellingen die erin bestaan de duurzame financiering van de pensioenuitkeringen te waarborgen en het verschil tussen de niveaus van de door de overheid gefinancierde pensioenen te verkleinen, kunnen worden beschouwd als legitieme doelstellingen van sociaal beleid die niets van doen hebben met enige discriminatie op grond van leeftijd (zie naar analogie HvJ EU 5 mei 2022, C-405/20, ECLI: EU:C:2022:347 (BVAEB), punt 57 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
Hieruit volgt dat met de in het hoofdgeding aan de orde zijnde nationale regeling legitieme doelstellingen van sociaal beleid kunnen worden nagestreefd die niets van doen hebben met enige discriminatie op grond van leeftijd.
Wat de vraag betreft of deze regeling voldoet aan de vereisten die in punt 54 van het onderhavige arrest in herinnering zijn gebracht, met name het vereiste dat zij geschikt en noodzakelijk is, blijkt uit de informatie waarover het Hof beschikt dat paragraaf 41 lid 2 PG 2022 de nadelen compenseert die federale ambtenaren die na 1 januari 2022 met pensioen zijn gegaan ondervinden door de hervormingen van de pensioenregeling en de lagere pensioenniveaus ten opzichte van federale ambtenaren die eerder met pensioen zijn gegaan, en aldus de verschillen tussen deze pensioenniveaus verkleint.
Bijgevolg dient te worden geconcludeerd dat de in paragraaf 41 lid 2 PG 2022 beoogde gelijkstelling van de regelingen voor de aanpassing van ouderdomspensioenen een legitieme doelstelling van werkgelegenheids- en arbeidsmarktbeleid kan vormen die gedurende een overgangsperiode kan dienen als rechtvaardiging, in de zin van artikel 6 lid 1 Richtlijn 2000/78/EG, voor het verschil in behandeling op grond van leeftijd, wat de jaarlijkse aanpassing van het bedrag van het ouderdomspensioen betreft, tussen federale ambtenaren die voor dan wel na 1 januari 2022 met pensioen zijn gegaan.
Gelet op een en ander moet op de gestelde vraag worden geantwoord dat artikel 2 lid 1 en lid 2 onder a en b, en artikel 6 lid 1 Richtlijn 2000/78/EG aldus moeten worden uitgelegd dat zij zich niet verzetten tegen een nationale regeling die, teneinde de pensioenregeling voor ambtenaren geleidelijk op de algemene pensioenregeling af te stemmen, bepaalt dat het bedrag van het ouderdomspensioen van een categorie ambtenaren voor het eerst wordt aangepast met ingang van het tweede kalenderjaar na het ontstaan van het recht op pensioen, terwijl die aanpassing voor een andere categorie ambtenaren plaatsvindt vanaf het eerste kalenderjaar na het ontstaan van dat recht.