Naar boven ↑

Rechtspraak

Werknemer/werkgeefster
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 4 mei 2023
ECLI:NL:RBROT:2023:3755
Ontslag op staande voet van werknemer die tijdens bedrijfsfeest, in de aanwezigheid van derden, een ongepaste toespraak heeft gehouden wordt vernietigd, nu de toespraak grappig was bedoeld. Wel grond voor ontbinding wegens een verstoorde arbeidsverhouding.

Feiten

Werknemer werkt sinds 2 januari 1995 als timmerman bij werkgeefster. Op 27 januari 2023 was er een bedrijfsfeest bij werkgeefster ter gelegenheid van onder meer het vijfentwintigjarig jubileum van werknemer. Op dit feest waren medewerkers van werkgeefster, relaties en partners aanwezig.  Werknemer heeft op dit bedrijfsfeest een toespraak gehouden die de directie van werkgeefster als ongepast en beledigend heeft ervaren. Werkgeefster heeft werknemer daarom op 30 januari 2023 op staande voet ontslagen. Werknemer verzoekt in deze procedure vernietiging van het ontslag en toelating tot zijn werkzaamheden. Volgens hem was zijn toespraak een ‘roast’. Werkgeefster stelt zich op het standpunt dat het ontslag rechtsgeldig is gegeven en dat er in ieder geval reden is voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt dat het ontslag op staande voet niet terecht is gegeven. Gelet op de tekst van de toespraak en de lauwe reactie daarop van toehoorders, kan over het komische gehalte van de toespraak verschillend worden gedacht, maar van een grove belediging is naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake. Werknemer heeft in zijn speech kritiek geuit op de gang van zaken binnen werkgeefster, al dan niet op een grappige manier, maar van belediging is geen sprake. Werknemer refereert daarnaast aan het christelijk geloof van de directie van werkgeefster, maar bespot dit verder niet. Bovendien heeft werknemer verklaard dat hij zelf een trouw kerkganger is en dat hij de geloofsovertuiging van werkgeefster niet in twijfel trekt of daar neerbuigend over doet. Partijen verschillen van mening in hoeverre de verwijzingen van werknemer naar het geloof toelaatbaar zijn, maar naar iemands geloof verwijzen, zonder dit belachelijk te maken, is niet een zodanige gedraging dat voor iedereen duidelijk is dat dit een (objectief) dringende reden voor ontslag op staande voet is. Werknemer haalt in zijn speech tot slot privéomstandigheden van de directie aan en maakt een beledigende en ongepaste vergelijking. Voor zover dit soort grof taalgebruik gebruikelijk is op de werkvloer, zoals werknemer stelt, had hij zich kunnen en moeten realiseren dat het niet gepast is om tijdens een bedrijfsfeest, in de aanwezigheid van derden, dit soort uitdrukkingen te gebruiken. Reden voor ontslag op staande voet is deze belediging echter niet. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat werknemer grappig probeerde te zijn, hij al 28 jaar in dienst is, een vlekkeloos dienstverband heeft gehad en juist voor zijn toespraak nog is geprezen door een directielid. Ook kan uit de toespraak worden afgeleid dat werknemer weliswaar enige punten van kritiek heeft op werkgeefster, maar dat hij daar toch graag werkt. Naar het oordeel van de kantonrechter is er echter wel een redelijke grond voor ontbinding, te weten een verstoorde arbeidsverhouding, en is herplaatsing niet mogelijk nu er binnen werkgeefster weinig draagvlak meer is voor werknemer. Van ernstig verwijtbaar handelen van werknemer is, anders dan werkgeefster stelt, geen sprake. Het moet werknemer duidelijk zijn wat wel en niet toelaatbaar is, waarbij de eisen die werkgever aan werknemer mag stellen gangbaar en niet buitensporig mogen zijn. Werknemer heeft zich voor zijn toespraak niet gerealiseerd dat wat hij ging zeggen niet zou worden opgevat als milde kritiek of plaagstootjes, maar als reden de arbeidsovereenkomst te beëindigen. Ondanks dat de speech te wensen overliet, was zijn toespraak niet zodanig beledigend dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen. Werknemer heeft daarom wel recht op de transitievergoeding (€ 33.817,02).