Naar boven ↑

Rechtspraak

Werknemer/Precision Party Supply B.V.
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 3 november 2022
ECLI:NL:RBROT:2022:12136
Commercieel medewerker buitendienst die een verbod op handhaving van het concurrentiebeding dan wel schorsing daarvan dan wel een voorschot op een vergoeding vordert in kort geding, vangt bot.

Feiten

Werknemer is per 9 september 2019 voor onbepaalde tijd in dienst getreden van Precision Party Supply B.V. (hierna: PPS) in de functie van commercieel medewerker buitendienst. In de arbeidsovereenkomst zijn een geheimhoudings-, concurrentie-, relatie- en boetebeding opgenomen. Op 20 juli 2022 heeft werknemer de arbeidsovereenkomst opgezegd. Daarnaar gevraagd heeft werknemer PPS verteld dat hij op 1 september 2022 in dienst treedt bij X, een vennootschap naar Belgisch recht. Bij brief van 24 augustus 2022 heeft PPS de ontvangst van de ontslagbrief van werknemer bevestigd en hem medegedeeld dat zijn arbeidsovereenkomst eindigt op 31 augustus 2022. Voorts is aan hem medegedeeld dat indiensttreding bij X schending van zijn bedingen oplevert en dat, mocht op 1 september blijken dat het dienstverband bij X gestalte heeft gekregen, de overeengekomen boete direct opeisbaar wordt en werknemer dan wel X aansprakelijk zal worden gesteld voor alle gevolgschade. X heeft dezelfde mededeling ontvangen. Bij e-mailbericht van X d.d. 2 september 2022 is PPS ervan op de hoogte gesteld dat X en werknemer het dienstverband met wederzijds goedvinden per direct hebben beëindigd op 31 augustus 2022. Werknemer vordert primair PPS te verbieden om hem door handhaving van het concurrentiebeding te belemmeren werkzaamheden te verrichten voor X, subsidiair het concurrentiebeding te schorsen en meer subsidiair een voorschot op een in de bodemprocedure vast te stellen vergoeding.

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. Het concrete spoedeisende belang van werknemer is een antwoord op de vraag of hij op korte termijn al dan niet in dienst kan treden bij X. Toewijzing van de daarop betrekking hebbende vordering blijft achterwege, omdat niet zonder meer aannemelijk is dat de eis in een bodemprocedure wordt toegewezen. Hiertoe is het volgende redengevend. Partijen zijn een geldig concurrentiebeding overeengekomen. Niet valt uit te sluiten dat X en PPS deels dezelfde markt bedienen met concurrerende activiteiten op het gebied van meet- en regelapparatuur. Van belang is dat niet weersproken is dat X haar klantenbestand in Nederland verder wil laten groeien, waarbij de focus ligt op het gebied waar PPS ook actief is. Ook valt momenteel niet uit te sluiten dat werknemer uit hoofde van zijn functie beschikt over kennis die tot ongeoorloofd concurrentievoordeel zou kunnen leiden als het in de nabije toekomst zou worden gedeeld met X. Nu in kort geding geen ruimte is voor bewijsvoering, bestaat op dit moment geen grond de primaire of subsidiaire vordering toe te wijzen. Dat geldt ook voor het meer subsidiair gevorderde. Naar het zich thans laat aanzien is het niet waarschijnlijk dat de bodemrechter zal oordelen dat sprake is van een situatie waarin het concurrentiebeding werknemer in belangrijke mate belemmert om anders dan in dienst van PPS werkzaam te zijn. Ook wordt werknemer niet onbillijk benadeeld. Daarbij weegt mee dat het concurrentiebeding betrekking heeft op concurrerende werkzaamheden in Nederland, terwijl werknemer in België woont en X ook klanten in België bedient, waarvoor werknemer zou kunnen worden ingezet. Ook staat het werknemer vrij elders in dienst te treden, wat niet onmogelijk wordt geacht, gelet op zijn commerciële achtergrond en de arbeidsmarktkrapte.