Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 24 maart 2023
ECLI:NL:RBROT:2023:4025
Feiten
Op grond van een uitzendovereenkomst is werknemer op 15 februari 2021 bij BNU Groep B.V. (hierna: BNU) als uitzendkracht in dienst getreden als timmerman tot 2 augustus 2021. Partijen hebben op 3 mei 2021 de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden per 31 mei 2021 beëindigd gebruikmakend van een schriftelijk model beëindigingsovereenkomst, waarin bepaald is dat BNU het loon doorbetaalt tot aan het einde van de arbeidsovereenkomst en dat werknemer tot dat moment ook vakantiegeld en vakantiedagen opbouwt en gebruik blijft maken van de andere arbeidsvoorwaarden. Ook is bepaald dat werkgever uiterlijk op 12 juli 2021 de financiële eindafrekening van de arbeidsovereenkomst opstelt. Tijdens het dienstverband heeft BNU salarisspecificaties aan werknemer verstrekt. Op 13 juli 2021 is een salarisspecificatie van een uit te betalen bedrag van € 648,71 verstrekt. Werknemer heeft zich tot BNU gewend en te kennen gegeven dat hem te weinig is uitbetaald. Werknemer eist onder meer de betaling van € 3.075,44 netto aan loon.
Oordeel
BNU heeft gemotiveerd aangevoerd dat zij gedurende het dienstverband meer betaald heeft aan werknemer dan zij aan hem verschuldigd is geweest. Er zijn bij dagvaarding al salarisspecificaties overgelegd en BNU heeft nieuwe salarisspecificaties laten opmaken en in het geding gebracht, waaruit kan worden opgemaakt welke loonbedragen met emolumenten en vergoedingen BNU meent verschuldigd te zijn geweest aan werknemer. Er zijn ook betaalbewijzen overgelegd waaruit blijkt welke bedragen BNU aan hem heeft uitbetaald. Tevens is een overzicht verstrekt met de optelsom van de gedane betalingen. Voorts is onderbouwd met stukken aangevoerd dat te veel loon betaald is tijdens ziekte van werknemer en dat aan BNU boetes zijn opgelegd veroorzaakt door werknemer bij het gebruik van de aan hem beschikbaar gestelde auto, ter zake waarvan BNU zich beroept op verrekening. Op basis hiervan heeft BNU gesteld niets meer verschuldigd te zijn aan werknemer. Integendeel, werknemer is haar geld verschuldigd, aldus BNU. Gelet op dit verweer had het op de weg van werknemer gelegen om zijn vordering nader te onderbouwen. Dat is niet gebeurd. Werknemer heeft ook niet goed uitgelegd wat er niet klopt aan hetgeen van de zijde van BNU naar voren is gebracht. Het verweer van BNU levert reden op om te twijfelen aan de vordering van werknemer. Thans staat niet vast dat BNU nog loon verschuldigd is aan werknemer. Daarom wordt de loonvordering afgewezen.