Feiten

Werknemer is op 13 april 2021 bij Timing Flexgroep B.V. (hierna: Timing Flexgroep) in dienst getreden. De overeenkomst is na afloop tweemaal verlengd. De laatste overeenkomst is gesloten voor de duur van 11 april 2022 tot en met 1 januari 2023. Werknemer vordert onder meer een aanzegvergoeding.

Oordeel

Het is tussen partijen niet in geschil dat er in de overeenkomst een aanzegging bij voorbaat is gedaan. In de overeenkomst staat echter ook een bepaling over de duur opgenomen die tegenstrijdig is met de bepaling ter zake van de aanzegging bij voorbaat. Derhalve bevat de overeenkomst naar het oordeel van de kantonrechter geen duidelijke en ondubbelzinnige aanzegging van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Dat betekent dat Timing Flexgroep op de voet van artikel 7:668 lid 3 BW een vergoeding verschuldigd is gelijk aan het bedrag van het loon van één maand. Werknemer heeft de aanzegvergoeding gesteld op € 582 bruto. Timing Flexgroep heeft de hoogte van deze vergoeding niet betwist, zodat de kantonrechter uitgaat van de juistheid van dit bedrag en de aanzegvergoeding toewijst.