Naar boven ↑

Rechtspraak

BM en NP/MIUR
Hof van Justitie van de Europese Unie, 15 juni 2023
ECLI:EU:C:2023:489
Geen objectieve rechtvaardiging voor beperking vrij verkeer van werknemers door uitsluiten ervaringsjaren buitenland.

Feiten

In de Italiaanse begrotingswet is in artikel 1 lid 655 het voglende opgeomen. Onderwijzend personeel dat niet reeds een overeenkomst voor onbepaalde tijd heeft bij de in lid 653 bedoelde instellingen, dat is geslaagd voor een vergelijkend onderzoek om te worden opgenomen in de ranglijsten van de onderwijsinstellingen, en dat tot en met het academische jaar 2020/2021 in de acht voorgaande academische jaren ten minste drie academische jaren, al dan niet aaneengesloten, aan een van de bovengenoemde instellingen heeft lesgegeven in de cursussen die zijn vastgesteld in artikel 3 van de regeling in besluit nr. 212 van de president van de republiek van 8 juli 2005, en in de opleidingen die zijn opgenomen in artikel 3, lid 3, van de uitvoeringsregeling van besluit nr. 249 van de minister van Onderwijs, Universiteiten en Onderzoek van 10 september 2010, wordt opgenomen in speciale nationale ranglijsten die worden gebruikt voor de toewijzing van onderwijsfuncties voor bepaalde en onbepaalde tijd, overeenkomstig de geldende nationale ranglijsten op basis van schriftelijke stukken en de nationale ranglijsten bedoeld in lid 653, voor zover vacatures beschikbaar zijn. De wijze waarop dit personeel in de lijst wordt opgenomen, wordt vastgesteld bij besluit van de minister van Onderwijs, Universiteiten en Onderzoek. Bij afzonderlijke beroepen die in 2018 zijn ingesteld bij de verwijzende rechter, hebben verzoekers in het hoofdgeding nietigverklaring gevorderd van ministerieel besluit nr. 597/2018. Zij voerden met name aan dat dit besluit artikel 45 VWEU en artikel 3 Verordening (EU) nr. 492/2011 schendt, doordat voor de deelname aan de procedure voor de toewijzing van docentenfuncties voor bepaalde of onbepaalde tijd in Italiaanse openbare instellingen voor hoger kunst-, muziek- en dansonderwijs zoals bedoeld in artikel 1, lid 655, van wet nr. 205/2017, geen rekening wordt gehouden met de beroepservaring van drie academische jaren of meer die is opgedaan in instellingen van hetzelfde niveau in andere lidstaten dan de Italiaanse Republiek.

Oordeel

Het Hof van Justitie EU oordeelt als volgt. 

Belemmering vrij verkeer van werknemer bij niet-meetellen ervaring opgedaan in andere lidstaat

Uit de rechtspraak volgt dat wervingsvoorwaarden onder artikel 45 VWEU vallen, onder meer voor andere overheidsfuncties dan bedoeld in lid 4 van deze bepaling (zie in die zin HvJ EG 26 mei 1982, Commissie/België, 149/79, ECLI:EU:C:1982:195, punt 11, en HvJ EU 11 februari 2021, Katoen Natie Bulk Terminals en General Services Antwerp, gevoegde zaken C-407/19 en C-471/19, ECLI:EU:C:2021:107, punt 82). 

Het Hof heeft aldus geoordeeld dat nationale regelgeving die geen rekening houdt met alle eerdere perioden van gelijkwaardige werkzaamheden die zijn verricht in een andere lidstaat dan de lidstaat van herkomst van de migrerende werknemer, het vrije verkeer van werknemers minder aantrekkelijk kan maken, hetgeen in strijd is met artikel 45, lid 1, VWEU (zie in die zin HvJ EG 30 september 2003, Köbler, C-224/01, ECLI:EU:C:2003:513, punt 74; HvJ EU 10 oktober 2019, Krah, C-703/17, ECLI:EU:C:2019:850, punt 54; HvJ EU 23 april 2020, Land Niedersachsen – Eerdere perioden van relevante werkzaamheden, C-710/18, ECLI:EU:C:2020:299, punt 26 en aldaar aangehaalde rechtspraak, en HvJ EU 28 april 2022, Gerencia Regional de Salud de Castilla y León, C-86/21, ECLI:EU:C:2022:310, punt 26). Bovendien volgt uit de rechtspraak dat wanneer een openbaar lichaam van een lidstaat bij de werving van personeel voor betrekkingen die niet onder de werkingssfeer van artikel 45, lid 4, VWEU vallen, bepaalt dat rekening zal worden gehouden met eerdere beroepswerkzaamheden die de kandidaten in overheidsdienst hebben verricht, geen onderscheid mag worden gemaakt naargelang die werkzaamheden zijn verricht in overheidsdienst van deze lidstaat of in die van een andere lidstaat (zie in die zin HvJ EG 23 februari 1994, Scholz, C-419/92, ECLI:EU:C:1994:62, punt 12, en HvJ EG 12 mei 2005, Commissie/Italië, C-278/03, ECLI:EU:C:2005:281, punt 14). De nationale regeling die in het hoofdgeding aan de orde is, kan een werknemer ervan weerhouden zijn recht op vrij verkeer krachtens artikel 45 VWEU uit te oefenen omdat zij een voorwaarde van minimale beroepservaring stelt om als kandidaat te kunnen worden opgenomen op de lijsten die worden opgesteld op grond van ministerieel besluit nr. 597/2018 om personeel met een overeenkomst voor bepaalde of onbepaalde tijd te werven bij de Italiaanse openbare instellingen voor hoger kunst-, muziek- en dansonderwijs, maar verhindert dat daarbij rekening wordt gehouden met ervaring die in andere lidstaten dan de Italiaanse Republiek is opgedaan.

Geen objectieve rechtvaardiging

Zoals de Europese Commissie terecht heeft opgemerkt, lijkt het uitsluiten van de in artikel 1, lid 655, van wet nr. 205/2017 bedoelde procedure van kandidaten die in een andere lidstaat dan de Italiaanse Republiek beroepservaring hebben opgedaan op zich niet noodzakelijk om ervoor te zorgen dat onzekere arbeidssituaties verdwijnen door in het Italiaanse hoger kunst-, muziek- en dansonderwijs het aandeel werknemers met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd te laten toenemen, aangezien instellingen in deze sector via deze procedure ook werknemers voor bepaalde tijd kunnen werven.

Bovendien, gesteld al dat door deze procedure aan werknemers meer arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd dan voor bepaalde tijd kunnen worden aangeboden, kan de doelstelling om het aandeel van die eerste categorie in de betreffende sector te doen toenemen net zo doeltreffend worden bereikt door de procedure open te stellen voor kandidaten die in een andere lidstaat dan de Italiaanse Republiek beroepservaring hebben opgedaan, zonder de functies voor onbepaalde tijd te reserveren voor werknemers in deze sector die langdurig overeenkomsten voor bepaalde tijd hadden.

Die maatregel zou de Italiaanse Republiek daarenboven niet verhinderen om specifiek een oplossing te bieden voor de precaire situatie van deze laatste categorie werknemers – die volgens de verwijzende rechter het gevolg is van het feit dat herhaaldelijk overeenkomsten voor bepaalde tijd worden gesloten – door de maatregelen te treffen die worden bedoeld in clausule 5 van de raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd of door deze werknemers een vaste aanstelling te geven. In deze omstandigheden moet worden geoordeeld dat de beperking van het vrije verkeer van werknemers door de nationale regeling in het hoofdgeding niet gerechtvaardigd is.