Naar boven ↑

Rechtspraak

Werkneemster/Rijtop Rijopleidingen B.V.
Rechtbank Limburg (Locatie Roermond), 12 april 2023
ECLI:NL:RBLIM:2023:2474
Ontslag op staande voet niet rechtsgeldig. Ontslagbrief waarin slechts algemene beschuldigingen worden geuit, zonder dat duidelijk is waar werkneemster van wordt beticht, leidt tot schending mededelingsplicht. Werkneemster heeft recht op financiƫle vergoedingen.

Feiten

Werkneemster is op 1 januari 2022 in dienst getreden van Rijtop Rijopleidingen B.V. (hierna: Rijtop) in de functie van rij-instructrice tegen een nettomaandsalaris van € 2.025, exclusief 8% vakantietoeslag. Op 31 oktober 2022 heeft Rijtop werkneemster op non-actief gesteld waarna een gesprek heeft plaatsgevonden waarin werkneemster is beschuldigd van fraude met het planningssysteem. Werkneemster heeft schriftelijk bezwaar gemaakt tegen de op non-actiefstelling. Bij brief van 2 november 2022 is werkneemster op staande voet ontslagen wegens ernstig verwijtbaar gedrag, werkweigering en fraude. Werkneemster heeft bij brief van 4 november 2022 bezwaar gemaakt tegen het ontslag op staande voet. Werkneemster verzoekt financiële vergoedingen omdat het ontslag op staande voet volgens haar niet rechtsgeldig is gegeven. Rijtop heeft tegenverzoeken, onder meer terugbetaling kosten inhuur personeel (€ 2.535,42), betaling van boetes op grond van de arbeidsovereenkomst (€ 13.000) en schadevergoeding voor het plaatsen van een negatieve recensie (€ 2.500).

Oordeel

De kantonrechter oordeelt als volgt. Voor de beoordeling van de vraag of het gegeven ontslag op staande voet rechtsgeldig is, zijn de opgegeven redenen zoals vermeld in de ontslagbrief maatgevend. De mededeling in de ontslagbrief moet de werknemer in staat stellen om zijn standpunt ten aanzien van het ontslag zowel in feitelijke als juridische zin te bepalen. Voor de werknemer moet onmiddellijk duidelijk worden welke eigenschappen of gedragingen de werkgever ertoe hebben gebracht tot beëindiging over te gaan. Voor zowel werkneemster als de kantonrechter is dit op grond van de ontslagbrief d.d. 2 november 2022 niet mogelijk. Er worden immers slechts algemene beschuldigingen geuit, zonder dat concreet wordt toegelicht waar werkneemster van wordt beticht. De kantonrechter komt tot de conclusie dat Rijtop haar mededelingsplicht heeft geschonden waardoor het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven. Werkneemster heeft recht op een vergoeding wegens onregelmatige opzegging (€ 4.730,78 bruto), een transitievergoeding (€ 713 bruto) en een billijke vergoeding (€ 2.500 bruto). Bij de berekening van de hoogte van de billijke vergoeding is rekening gehouden met de korte duur van het dienstverband, het feit dat werkneemster op zeer korte termijn een nieuwe baan heeft gevonden en de preventieve werking van de billijke vergoeding. Volgens werkneemster dient voorts een nabetaling van achterstallig loon plaats te vinden omdat Rijtop over de maand oktober 2022 te weinig loon heeft uitbetaald. Rijtop beroept zich op een afspraak over verrekening van minuren. Volgens werkneemster waren daar (nog) geen afspraken over gemaakt en behoren de minuren voor rekening van Rijtop te komen, omdat Rijtop geen zorg heeft gedragen voor voldoende aanbod van werk. Uitgangspunt voor de beoordeling van dit geschil is ‘geen arbeid, wel loon’. Indien werkneemster geen arbeid verricht, heeft zij aanspraak op het overeengekomen loon, tenzij het niet werken voor haar rekening behoort te komen. Rijtop maakt werkneemster diverse verwijten die ertoe zouden moeten leiden dat zij geen recht heeft op loon, maar geen van die redenen is in rechte vast komen te staan. De loonvordering wordt toegewezen. Ten aanzien van de tegenverzoeken overweegt de kantonrechter als volgt. Nu het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is bevonden, kunnen de kosten voor de inhuur van nieuw personeel niet op werkneemster worden afgewenteld. Ook heeft werkneemster geen boetes verbeurd, omdat zij haar relatie- en antironselbeding niet heeft overtreden en de arbeidsovereenkomst geen concurrentiebeding bevat. Tot slot is de kantonrechter van oordeel dat Rijtop onvoldoende bewijs heeft aangedragen voor haar stelling dat werkneemster een negatieve recensie zou hebben geplaatst. De vorderingen worden afgewezen.