Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Haarlem), 12 juli 2023
ECLI:NL:RBNHO:2023:6566
Feiten
Werkneemster is op 29 maart 2021 een leer-arbeidsovereenkomst aangegaan met Stichting Kinderdagverblijf De Regenboog (hierna: De Regenboog) als pedagogisch medewerker tot 1 augustus 2022. Na het behalen van het diploma en bij voldoende formatieruimte zou deze overeenkomst worden omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De opleiding van werkneemster moest in eigen tijd worden gevolgd en de kosten van de opleiding werden betaald door De Regenboog. Als werkneemster haar dienstverband zou opzeggen na diplomering, zouden er terugbetalingsregelingen voor de opleidingskosten van toepassing zijn. Op 23 juli 2022 heeft werkneemster om verlenging van haar contract gevraagd tot 1 september 2022 om de einddatum van haar opleiding te halen. De Regenboog stemde daarmee in, maar later heeft werkneemster aangekondigd dat ze haar stage elders wilde voortzetten en heeft ze haar contract bij De Regenboog op 1 augustus 2022 beëindigd. De Regenboog gaf aan dat er een mondelinge overeenkomst was om de samenwerking voort te zetten, en eiste nakoming van de arbeidsovereenkomst, waardoor werkneemster haar werkzaamheden tot 1 november 2022 heeft voortgezet. Op 4 november 2022 heeft werkneemster betaling van de opleidingskosten en achterstallig loon gevorderd. De Regenboog weigerde te betalen en beweerde dat er een nieuwe arbeidsovereenkomst is ontstaan door de mondelinge overeenstemming. Werkneemster vordert onder meer de betaling van achterstallig loon, omdat werkgever naar het oordeel van werkneemster ten onrechte studiekosten heeft verrekend met de eindafrekening.
Oordeel
De kantonrechter concludeert dat werkneemster de studiekosten niet hoeft terug te betalen aan De Regenboog. De leer-arbeidsovereenkomst waarin het studiekostenbeding was opgenomen, eindigde van rechtswege op 1 augustus 2022. De Regenboog stelt dat er daarna een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is overeengekomen, maar werkneemster heeft deze overeenkomst niet ondertekend, en er is geen sprake van stilzwijgende voortzetting. Het studiekostenbeding is daarom niet van toepassing in de contractuele relatie tussen partijen. Zelfs als er wel een studiekostenbeding zou zijn overeengekomen, is niet voldaan aan de voorwaarden voor terugbetaling, aangezien werkneemster de arbeidsovereenkomst niet heeft opgezegd. De Regenboog kan zich niet beroepen op een mondelinge toezegging van werkneemster om de studiekosten terug te betalen, omdat werkneemster waarschijnlijk onder dwaling deze toezegging heeft gedaan. De kantonrechter oordeelt dat De Regenboog het ten onrechte ingehouden bedrag van € 2.130 moet terugbetalen aan werkneemster.