Rechtspraak
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 2 mei 2023Feiten
Werknemer is op 28 maart 2022 voor bepaalde tijd in dienst getreden van werkgeefster in de functie van diagnosespecialist. Op 28 april 2022 heeft werknemer zich ziek gemeld wegens rugklachten. Uit de schriftelijke terugkoppelingen van de bedrijfsarts volgt onder meer dat werknemer niet kan autorijden en beperkt is in zijn inspanningstolerantie. Op 24 januari 2023 heeft werknemer in gesprek met HR verklaard niet (goed) te kunnen tillen en boodschappen te kunnen doen. Naar aanleiding van het extern uitgevoerde dynamische observatieonderzoek inzake onterecht ziekteverzuim van werknemer, is op 27 januari 2023 een rapport opgesteld. Op 30 januari 2023 heeft werkgeefster, na toepassing van hoor en wederhoor, aan werknemer geschreven dat op basis van voornoemd onderzoek het vermoeden is ontstaan dat werknemer onjuiste verklaringen en/of mededelingen heeft gedaan over zijn (medische) beperkingen en arbeidsmogelijkheden, nu is waargenomen dat hij wel kan tillen, autorijden en normaal kan lopen. Werknemer gaat niet akkoord met de aangeboden vaststellingsovereenkomst en wordt op 31 januari 2023 op staande voet ontslagen. Het vervolgens door werknemer aangevraagde deskundigenoordeel onderschrijft het eerdere standpunt van de bedrijfsarts. Op 3 april 2023 heeft de bedrijfsarts aan werkgeefster geschreven dat de door haar gedurende het observatieonderzoek vergaarde foto- en videobeelden onvoldoende aanleiding geven om te concluderen dat de beperkingen van werknemer niet reëel zijn. De arbeidsovereenkomst is op 28 april 2023 van rechtswege geëindigd. Werknemer verzoekt onder meer vernietiging van het ontslag alsmede betaling van achterstallig loon en een immateriële schadevergoeding.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven en overweegt daartoe als volgt. Dat werknemer de bedrijfsarts (bewust) onjuist heeft geïnformeerd over zijn (medische) beperkingen en arbeidsmogelijkheden, is door werkgeefster onvoldoende onderbouwd. Uit de overgelegde terugkoppelingen blijkt niet dat de beperkingen enkel zijn vastgesteld op grond van verklaringen van werknemer zelf. Verder heeft werknemer voldoende gemotiveerd weersproken dat hij richting werkgeefster onjuiste verklaringen en/of mededelingen heeft gedaan. De verklaringen die werknemer volgens werkgeefster zou hebben afgelegd komen immers niet overeen met de daadwerkelijk afgelegde verklaringen van werknemer die volgen uit het opgemaakte gespreksverslag van het gesprek d.d. 24 januari 2023. Verder blijkt de onjuistheid van de wél afgelegde verklaringen en de vervolgens vastgestelde (medische) beperkingen niet uit de foto- en videobeelden. Dat werknemer beperkt is in lopen, tillen en autorijden, betekent immers niet dat hij dit in het geheel niet kan. Uit het vorenstaande alsmede uit het deskundigenoordeel en de verklaring van de bedrijfsarts d.d. 3 april 2023 volgt dat niet onmiskenbaar blijkt dat werknemer meer kon doen dan wat hij aan werkgeefster en de bedrijfsarts heeft verklaard. Het ontslag wordt vernietigd en de loonvordering wordt toegewezen. De vordering tot schadevergoeding wordt afgewezen omdat werkgeefster als gevolg van een aantal discrepanties tussen de verklaringen van werknemer naar het oordeel van de kantonrechter wel voldoende reden heeft gehad het observatieonderzoek te verrichten en omdat de privacyinbreuk beperkt is gebleven.