Feiten

Werknemer is op 1 juni 2019 bij Auto Service Haarlem (hierna: ASH) in dienst getreden voor onbepaalde tijd. Volgens ASH is sprake van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tot en met 31 oktober 2020. Er is geen schriftelijke arbeidsovereenkomst. ASH heeft werknemer loon betaald over de maanden juni 2019 tot en met oktober 2020. Op 29 november 2020 heeft ASH een afrekening van vakantiegeld aan werknemer overgemaakt. Op 1 november 2020 heeft werknemer een schriftelijke arbeidsovereenkomst met 123 Autofinanciering ondertekend. In de arbeidsovereenkomst staat dat het contract wordt aangegaan van bepaalde tijd van 1 november 2020 tot en met 31 mei 2021. 123 Autofinanciering heeft werknemer loon betaald over de maanden november en december 2020. Werknemer heeft zich op 4 januari 2021 ziekgemeld. Werknemer vordert hoofdelijke veroordeling van ASH en 123 Autofinanciering tot betaling van loon over de periode 1 januari 2021 tot en met december 2022. Volgens 123 Autofinanciering heeft werknemer zijn arbeidsovereenkomst opgezegd per 31 december 2020. Volgens werknemer is hij op 1 juni 2019 met ASH een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aangegaan. Deze is niet opgezegd of anderszins geëindigd. Op 1 november 2020 is werknemer een nieuwe arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met 123 Autofinanciering voorgelegd. Werknemer heeft die arbeidsovereenkomst ondertekend. Werknemer heeft die arbeidsovereenkomst niet opgezegd en is nog steeds ziek. Volgens ASH en 123 Autofinanciering heeft werknemer een beëindigingsovereenkomst ondertekend waardoor de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met ASH is geëindigd met ingang van 1 november 2020. De arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd met 123 Autofinanciering is geëindigd met ingang van 1 januari 2021 door opzegging door werknemer in december 2020 wegens de verhuizing naar België. 

Oordeel 

De kantonrechter wijst de vordering grotendeels af, omdat de vordering vanaf 4 januari 2021 het loon tijdens arbeidsongeschiktheid wegens ziekte betreft en werknemer geen deskundigenverklaring ex artikel 7:629a BW heeft overgelegd. ASH en 123 Autofinanciering hebben de arbeidsongeschiktheid van werknemer gemotiveerd betwist en werknemer heeft naar het oordeel van de kantonrechter niet aangetoond dat het overleggen van een deskundigenverklaring in redelijkheid niet van hem kan worden gevergd. De kantonrechter ziet geen reden waarom van werknemer in redelijkheid niet kon worden gevergd een deskundigenverklaring in het geding te brengen. De vordering zal voor zover deze de periode vanaf 4 januari 2021 betreft, worden afgewezen. Werknemer heeft van 1 tot en met 3 januari 2021 nog werkzaamheden verricht. Onduidelijk is of die werkzaamheden zijn verricht voor ASH dan wel voor 123 Autofinanciering. Zij zullen daarom hoofdelijk worden veroordeeld om aan werknemer het loon (inclusief vakantiebijslag) over de periode van 1 tot en met 3 januari 2021 te betalen, te vermeerderen met de wettelijk verhoging overeenkomstig het bepaalde in artikel 7:625 BW en met de wettelijke rente over dat loon en de wettelijke verhoging vanaf de dag van dagvaarding.