Rechtspraak
Rechtbank Overijssel (Locatie Zwolle), 28 november 2023
ECLI:NL:RBOVE:2023:4657
Feiten
Werkneemster vraagt in deze procedure om betaling van de aanzegvergoeding en van de transitievergoeding. Volgens werkneemster heeft EPOS niet op tijd aan haar meegedeeld dat de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst niet zou worden voortgezet, zodat EPOS de aanzegvergoeding aan haar moet betalen. Het initiatief voor wat betreft het niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst lag volgens werkneemster bij EPOS, zodat EPOS naast de aanzegvergoeding ook de transitievergoeding verschuldigd is. EPOS heeft aangevoerd dat zij werkneemster een schriftelijk aanbod heeft gedaan om de arbeidsovereenkomst voort te zetten en dat zij daarmee aan haar aanzegverplichting heeft voldaan. Dit is door werkneemster betwist. EPOS heeft, om deze stelling te bewijzen, een getuige laten horen. Wat betreft de transitievergoeding is EPOS van mening dat werkneemster daar vanwege ernstig verwijtbaar handelen geen aanspraak op kan maken.
Oordeel
De kantonrechter heeft in zijn beschikking van 2 juni 2023 EPOS opgedragen om door middel van het horen van getuigen te bewijzen dat het contractsvoorstel dat EPOS bij akte in het geding heeft gebracht op 2 november 2022, aan werkneemster is overhandigd. Beoordeeld moet worden of EPOS in haar bewijsopdracht is geslaagd. EPOS heeft op 5 september 2023 één getuige laten horen, werkzaam bij EPOS als zorgmanager. Deze getuige heeft onder meer verklaard dat een medewerker op grond van haar input een schriftelijk contractvoorstel heeft geformuleerd en deze aan werkneemster heeft gegeven toen zij nog niet met zwangerschapsverlof was. In contra-enquête heeft werkneemster verklaard dat zij op 2 november 2022 met zwangerschapsverlof is gegaan en op 11 januari 2023 is gebeld met de vraag of zij haar contract kwam ondertekenen. Werkneemster zou dit toen nog ontvangen, maar dat is nooit gebeurd. De kantonrechter is van oordeel dat EPOS niet is geslaagd in het haar opgedragen bewijs. Anders dan EPOS stelt, kan aan de verklaring van werkneemster wel waarde worden gehecht, omdat van een partijgetuigenverklaring in de zin van artikel 164 lid 2 RV wel sprake is. Verder blijkt uit de verklaring van werkneemster dat zij nooit een arbeidsovereenkomst heeft ontvangen, terwijl de getuige heeft verklaard deze te hebben overhandigd. Deze beide verklaringen kunnen niet tegelijk waar zijn. Nu op EPOS de bewijslast rust (en zij dus het risico loopt het bewijs niet te kunnen leveren) dat aan werkneemster een schriftelijk contractsvoorstel is overhandigd, heeft zij het gevolg van deze tegenstrijdigheid te dragen. Dit betekent dat EPOS niet in de bewijsopdracht is geslaagd, waardoor vaststaat dat de werkneemster niet tijdig was geïnformeerd over het eindigen van haar arbeidsovereenkomst. Als gevolg van deze vertraging moet EPOS een aanzegvergoeding betalen. Deze vergoeding, gelijk aan het loon over 17 dagen, wordt vastgesteld op € 1.300,06 bruto. Ten aanzien van de transitievergoeding beweert Epos dat werkneemster ernstig verwijtbaar had gehandeld door in een telefoongesprek aan te geven ontslag te nemen na haar bevallingsverlof. De kantonrechter oordeelt dat EPOS niet overtuigend heeft aangetoond dat dit gedrag als ernstig verwijtbaar kon worden beschouwd.