Naar boven ↑

Rechtspraak

Werknemer/Stichting Pensioenfonds Zorg en Welzijn
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (Locatie Arnhem), 19 december 2023
ECLI:NL:GHARL:2023:10775
Is de werknemer werkzaam geweest op basis van een arbeidsovereenkomst? Al dan niet verplichte deelname aan bedrijfstakpensioenfonds.

Feiten

Werknemer heeft in de jaren 2001 tot en met 2007 gedurende verschillende periodes waarnemingswerkzaamheden als oogarts verricht. Dat deed hij naast zijn hoofdfunctie als vrijgevestigd oogarts of als oogarts in loondienst. Hij stelt dat deze waarnemingen op grond van arbeidsovereenkomsten hebben plaatsgevonden zodat hij pensioenaanspraken bij PFZW heeft opgebouwd. PFZW, een bedrijfstakpensioenfonds, is van mening dat werknemer die werkzaamheden niet als werknemer heeft verricht en heeft daarom geweigerd voor deze periodes pensioenaanspraken aan werknemer toe te kennen. Werknemer heeft bij de kantonrechter gevorderd dat voor recht wordt verklaard dat hij als waarnemend oogarts pensioenaanspraken heeft opgebouwd en dat PFZW wordt veroordeeld zijn pensioenaanspraken daarmee te verhogen. De kantonrechter heeft de vorderingen van werknemer afgewezen en hem in de proceskosten veroordeeld. Werknemer heeft hoger beroep ingesteld.

Oordeel

Het pensioenreglement schrijft voor dat PFZW werknemer als deelnemer moet aanmerken als sprake is van een arbeidsovereenkomst. Dat betekent dat het hof over elke periode moet beoordelen of werknemer op grond van een arbeidsovereenkomst de waarnemingswerkzaamheden uitvoerde. Werknemer beschikt over de verschillende periodes niet over genoeg documentatie om zijn gelijk te kunnen aantonen. Dat heeft te maken met het tijdsverloop en met de accountant die volgens werknemer zijn werk slecht heeft gedaan. Daarom heeft werknemer in hoger beroep veel producties in het geding gebracht die grotendeels afkomstig zijn van de Belastingdienst (aanslagen, rapporten en correspondentie) maar de onderliggende bescheiden ontbreken grotendeels. Het hof overweegt dat niet doorslaggevend is dat de Belastingdienst heeft beslist dat sprake is van een arbeidsovereenkomst. De burgerlijke rechter moet dat immers zelfstandig vaststellen en is daarbij niet gebonden aan het oordeel van de Belastingdienst. Het hof komt op basis van de in het geding gebrachte producties tot de conclusie dat werknemer onvoldoende heeft aangetoond dat sprake is van een arbeidsovereenkomst. Zo heeft werknemer een brief van het ziekenhuis in het geding gebracht waarin wordt gerept van een arbeidsovereenkomst die in tweevoud wordt toegezonden en waarin wordt gevraagd om een loonbelastingverklaring. Werknemer wordt in de overeenkomst echter aangeduid als opdrachtnemer maar inderdaad wordt hierin één keer het woord arbeidsovereenkomst genoemd. Uit de overeenkomst blijkt dat een honorarium is afgesproken van € 455 per dag. Er staat: “Indien er geen geldige VAR (Verklaring Arbeidsrelatie) aanwezig is zal het honorarium € 680 per dag bedragen, te verhogen met loonheffingen en in rekening te brengen sociale premies.” Werknemer heeft het hogere bedrag periodiek aan het ziekenhuis gedeclareerd maar geen loonheffing en sociale premies in rekening gebracht. Duidelijk is dat het ziekenhuis werknemer niet heeft aangemeld bij PFZW. Het ziekenhuis heeft wel een IB47-opgave gedaan aan de Belastingdienst; dat ziet op betalingen wegens verrichte diensten aan derden die niet in loondienst werkzaam zijn. Het ziekenhuis is er dus van uitgegaan dat geen sprake was van een arbeidsovereenkomst. Daarbij komt dat werknemer zelf ervoor heeft gekozen om, anders dan is overeengekomen, in zijn declaraties geen loonheffing en premies te declareren.