Rechtspraak
Feiten
Werknemer is op 3 september 2018 in dienst getreden bij Gelasta B.V. in de functie van vertegenwoordiger. Het loon bestaat uit het vaste basissalaris en een variabele component, ook wel provisie genoemd, waarvan de hoogte afhankelijk is van de door werknemer gerealiseerde jaaromzet. De cao voor Groothandel in Textielgoederen en aanverwante artikelen (hierna: cao) is op de arbeidsovereenkomst van toepassing. Werknemer is per 21 januari 2021 arbeidsongeschikt geraakt voor zijn eigen werk. Gedurende zijn arbeidsongeschiktheid heeft werknemer, afhankelijk van zijn mogelijkheden, bepaalde perioden op arbeidstherapeutische basis werkzaamheden verricht. Op 15 februari 2022 heeft werknemer een vraag aan Gelasta gesteld over het recht op provisie tijdens ziekte. Partijen hebben vervolgens gediscussieerd over de vraag of werknemer op grond van de arbeidsovereenkomst en cao recht heeft op provisie tijdens ziekte. De arbeidsovereenkomst tussen partijen is inmiddels geëindigd. Werknemer vordert veroordeling van Gelasta tot betaling van € 5.125,42 aan provisie over het jaar 2021 en € 10.474,43 aan provisie over het jaar 2022, te vermeerderen met wettelijke rente en wettelijke verhoging.
Oordeel
De kantonrechter oordeelt als volgt.
Provisie
De kantonrechter overweegt dat in geen van de overgelegde arbeidsovereenkomsten is bepaald dat werknemer recht heeft op provisie tijdens ziekte. Werknemer valt dus onder de eerste volzin van artikel 12.3 van de cao. Dat betekent dat hij, zoals Gelasta ook heeft bepleit, als handelsvertegenwoordiger tijdens ziekte recht heeft op een netto-inkomen gelijk aan het gemiddelde over de laatste twaalf maanden onmiddellijk voorafgaand aan zijn arbeidsongeschiktheid. De conclusie is dat werknemer geen recht heeft op de door hem gevorderde provisie.
Wettelijke verhoging
Werknemer heeft wel recht op de gevorderde wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW over het te laat betaalde loon in 2021. Gelasta heeft in een e-mail van 29 september 2022 meegedeeld dat zij artikel 12.3 van de cao niet correct heeft toegepast en dat werknemer daarom een nabetaling toekomt. Blijkens die e-mail bedraagt de nabetaling over het jaar 2021 een bedrag van € 6.329,58 netto. De wettelijke verhoging van 50% daarover, zijnde een bedrag van € 3.164,79, is toewijsbaar, vermeerderd met de daarover gevorderde wettelijke rente. Uit de betreffende e-mail kan niet worden afgeleid dat Gelasta de maandelijkse loonbetalingsverplichting in 2022 niet tijdig en correct is nagekomen. Bij gebreke van een voldoende daarop toegesneden toelichting van werknemer kan niet worden aangenomen dat Gelasta de wettelijke verhoging over (een periode in) 2022 is verschuldigd, zodat dit onderdeel van de vordering wordt afgewezen.