Naar boven ↑

Rechtspraak

werknemer/werkgeefster
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 21 december 2023
ECLI:NL:RBROT:2023:12164
Kort geding. Achterstallig salaris tijdens ziekte wordt toegewezen.

Feiten

Werknemer is op 26 september 2011 in dienst getreden bij de rechtsvoorganger van Shipping Service Rotterdam B.V. voor 40 uur per week. Vanaf 3 juni 2015 heeft werknemer een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Werknemer voerde zijn werkzaamheden uit bij verschillende opdrachtgevers in de functie van schilder. Hij ontving wekelijks zijn salaris. De hoogte van dit salaris verschilde regelmatig. Op 17 juli 2023 heeft werknemer zich ziekgemeld. De bedrijfsarts heeft geadviseerd dat werknemer voorlopig niet kan werken. Shipping Service is vanaf week 32/2023 gestopt met het uitbetalen van het salaris van werknemer. Werknemer eist in kort geding Shipping Service te veroordelen aan hem te betalen € 13.902,42 netto (€ 15.897,81 bruto) aan achterstallig loon met wettelijke verhoging en wettelijke rente, onder overlegging van een deugdelijke bruto-nettospecificatie. Daarnaast eist werknemer Shipping Service te veroordelen toekomstig loon te voldoen van € 604,70 netto (€ 657,83 bruto) per week vanaf week 46/2023 voor zolang de arbeidsovereenkomst voortduurt. Shipping Service voert verweer.

Oordeel

Werknemer heeft een spoedeisend belang bij zijn vordering. Het gaat hier om een loonvordering die naar haar aard een spoedeisend karakter heeft.  De kantonrechter is van oordeel dat in dit kort geding niet kan worden vastgesteld welke cao op de arbeidsovereenkomst van toepassing is, aangezien partijen daarover van mening verschillen. Voor nader onderzoek of bewijslevering leent een kort geding zich niet. Partijen houdt verdeeld op welke dagen werknemer precies heeft gewerkt, of hij niet is opgehaald door de bedrijfsbus van Shipping Service en op welke dagen hij een verlofdag heeft opgenomen. Zonder nadere onderbouwing van partijen en/of nadere bewijslevering kan de kantonrechter in dit kort geding niet vaststellen welke dagen werknemer al dan niet heeft gewerkt en voor wiens rekening en risico dat komt. Ook is thans niet vast te stellen dat het salaris tijdens de vakantiedagen al dan niet is uitbetaald. In een eventuele bodemprocedure kan dit nader worden uitgezocht. Gezien het bovenstaande is het gevorderde salaris tot week 31/2023 niet toewijsbaar. Ter zitting heeft Shipping Service erkend dat werknemer wekelijks recht heeft op betaling van het salaris van € 596,40 bruto, waarbij reeds rekening is gehouden met een salarisverhoging in maart 2023. Als onweersproken staat vast dat werknemer vanaf 17 juli 2023 arbeidsongeschikt is en dat hij vanaf week 32/2023 geen salaris meer uitbetaald heeft gekregen. De kantonrechter is van oordeel dat werknemer vanaf week 32/2023 in ieder geval recht heeft op ten minste 90% van het wekelijkse loon van € 596,40 bruto. Mocht in de bodemprocedure komen vast te staan dat de cao SAVG van toepassing is, zoals werknemer betoogt, dan heeft werknemer recht op 95% van het loon. Een bedrag van € 7.514,64 bruto aan achterstallig salaris is toewijsbaar. Eveneens is toewijsbaar het salaris vanaf week 46/2023 voor zolang de arbeidsovereenkomst voortduurt.