Feiten

Werknemer is sinds 1 november 2021 werkzaam bij Between Us Media Marketing Consultants B.V. (BUMMC) op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.  De arbeidsovereenkomst bevat een concurrentiebeding, dat luidt: “Without the prior written consent of the Employee, the Employee is prohibited, during and one year after termination of the employment contract, to operate in any form of employment, equivalent, similar or related to that of the Employer, either directly, indirectly or financially in any form whatsoever in the European Union and Switzerland.” Werknemer kan in dienst treden bij een adviesbureau in de functie van medior consultant sustainability. In verband hiermee heeft hij BUMMC gevraagd hem vrij te stellen van het concurrentiebeding. Partijen hebben hierover onderhandeld, maar zonder het door werknemer gewenste resultaat. Werknemer heeft zijn arbeidsovereenkomst nog niet opgezegd. Vanaf 10 juli jl. heeft hij niet meer gewerkt voor BUMMC, omdat hij zich ziek heeft gemeld. Werknemer eist primair schorsing van zijn concurrentiebeding en subsidiair te bepalen dat BUMMC gehouden is hem, voor de duur waarvoor zij hem na opzegging van zijn arbeidsovereenkomst aan het concurrentiebeding houdt, maandelijks een vergoeding te betalen van € 3.985,68.

Oordeel

BUMMC en het adviesbureau zijn concurrenten, althans zij houden zich (deels) bezig met dezelfde activiteiten. Werknemer heeft gesteld dat beide bedrijven adviseren op het gebied van verduurzaming, maar dat slechts sprake is van een kleine overlap van activiteiten. Dat laatste betwist BUMMC. Zij weerspreekt ook dat de bedrijven ieder een ander marktsegment zouden bedienen: beide ondernemingen hebben een kantoor in Rotterdam en beide ondernemingen hebben zowel een bedrijfskundige kant als een technische kant. Gelet hierop zal indiensttreding van werknemer bij het adviesbureau in strijd zijn met het tussen partijen overeengekomen concurrentiebeding, zodat werknemer belang heeft bij schorsing van het beding, wat hem beperkt in zijn recht op vrije arbeidskeuze, en BUMMC belang heeft bij handhaving ervan. BUMMC stelt dat het beding bedoeld is om werknemer te verhinderen binnen een jaar na het beëindigen van zijn dienstverband in dienst te treden bij een concurrerend consultancybedrijf. Het staat werknemer vrij zijn arbeidsovereenkomst op te zeggen en elders te werken, maar zij wil voorkomen dat hij haar bedrijfskennis bij een directe concurrent inzet. De kantonrechter overweegt dat BUMMC een aanzienlijk bedrijfsbelang heeft bij handhaving van het concurrentiebeding, terwijl werknemer slechts beperkt wordt belemmerd om elders te werken. Het beding staat werknemer toe om in zijn vakgebied te blijven werken, bijvoorbeeld bij grote multinationals, maar verbiedt hem specifiek om bij concurrerende consultancybedrijven aan de slag te gaan. Werknemer heeft aangevoerd dat hij weg wil bij BUMMC vanwege de managementstijl, maar BUMMC weerlegt dit met bewijs van communicatie en flexibiliteit in arbeidsvoorwaarden. De kantonrechter concludeert dat werknemer niet onbillijk wordt benadeeld door het concurrentiebeding en wijst zijn eis tot (gedeeltelijke) schorsing af. De tekst benadrukt de belangenafweging tussen de werkgever en werknemer, waarbij het bedrijfsbelang van BUMMC zwaarder weegt.