Rechtspraak
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 22 februari 2024
ECLI:NL:RBROT:2024:1344
Feiten
Op 20 februari 2024 is de zaak, aangaande een loonvordering, tijdens een zitting besproken met werknemer en zijn gemachtigde. Tevens is gesproken met X, naar eigen zeggen verschenen voor restaurant Meram, maar zonder een daartoe strekkende machtiging.
Oordeel
Te kennen is gegeven dat restaurant Meram formeel niet verschenen is. Van de geboden gelegenheid om alsnog de bedoelde machtiging over te leggen, is geen gebruik gemaakt. Daarom is tegen restaurant Meram verstek verleend. Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de eisende partij hierbij zoveel spoed heeft dat die de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten (artikel 254 lid 1 Rv). Uit de stellingen van werknemer volgt dat deze spoed aanwezig is. De eis wordt toegewezen omdat deze niet onrechtmatig of ongegrond is (artikel 139 Rv). Restaurant Meram moet de proceskosten betalen, omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van werknemer vast op € 139,30 aan dagvaardingskosten, € 87 aan griffierecht, € 543 aan salaris voor de gemachtigde en € 135 aan nakosten. Dat is in totaal € 904,30. Hier kan nog een bedrag bijkomen als dit vonnis wordt betekend. De wettelijke rente wordt toegewezen.