Rechtspraak
Rechtbank Noord-Holland (Locatie Zaanstad), 28 september 2023
ECLI:NL:RBNHO:2023:10041
Feiten
Werknemer is sinds 1 juni 1977 in dienst bij (de rechtsvoorganger van) Stichting Evean Zorg. Op de arbeidsovereenkomst is van toepassing de Cao Verpleeg-, Verzorgingshuizen, Thuiszorg en Jeugdgezondheidszorg 2022-2023 (hierna: Cao VVT). De Cao VVT kent een regeling vervroegd uittreden na 45 jaar werken in de zorg (hierna: RVU). Om aanspraak te kunnen maken op deze RVU moet een werknemer – kort gezegd – ten minste 45 jaar in de sector zorg en welzijn hebben gewerkt, waarvan minimaal 20 jaar in een functie die kan worden aangemerkt als zwaar beroep. Werknemer heeft meer dan 45 jaar gewerkt als werknemer in de sector zorg en welzijn en wil gebruikmaken van de RVU. In een brief van 2 juni 2022 heeft Evean de aanvraag van werknemer voor de RVU afgewezen, omdat volgens Evean – samengevat – onvoldoende is komen vast te staan dat werknemer gedurende minimaal 20 jaar werkzaam is geweest in een zwaar beroep en/of meewerkend staflid is geweest. Werknemer vordert dat de kantonrechter voor recht verklaart dat hij meer dan 20 jaar werkzaam is geweest in een zwaar beroep zoals gedefinieerd in artikel 7.3.3 lid 3 van de Cao VVT, en dat de kantonrechter Evean opdraagt om werknemer gebruik te laten maken van de RVU op straffe van een dwangsom. Evean betwist de vordering, nu de functies van werknemer vanaf oktober 1984 vallen niet onder de definitie van artikel 7.3.3 lid 3 Cao VVT en staan vermeld in de lijst van uitgesloten functies van artikel 7.3.4 lid 2 Cao VVT.
Oordeel
De vraag is of de functies van werknemer in de periode van 1 oktober 1984 tot 20 april 2019 kwalificeren als ‘zwaar beroep’ en daarmee of werknemer aanspraak kan maken op de RVU.
Uitleg conform cao-norm
De kantonrechter stelt voorop dat bij de uitleg van een cao de bewoordingen daarvan, gelezen in het licht van de gehele tekst van die overeenkomst en een eventuele schriftelijke toelichting daarop, in beginsel van doorslaggevende betekenis zijn. Het komt dus niet aan op de bedoelingen van de partijen die de cao tot stand hebben gebracht, voor zover deze niet uit de daarin opgenomen bepalingen kenbaar zijn, maar op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin de cao is gesteld. Bezien tegen de achtergrond van dit toetsingskader volgt de kantonrechter de uitleg die Evean geeft aan het begrip ‘zwaar beroep’ in de Cao VVT. In de Cao VVT staat uitdrukkelijk dat meewerkende hoofden en meewerkende coördinatoren onder de definitie van ‘zwaar beroep’ vallen, en dat de functies van niet meewerkende hoofden/coördinatoren zijn uitgesloten van die kwalificatie. Daarbij is het onderscheid meewerkend/niet-meewerkend niet nader gedefinieerd. Ook is niet toegelicht welke maatstaf gehanteerd moet worden om vast te stellen of sprake is van een functie die kwalificeert als ‘zwaar beroep’. De Cao VVT bevat geen aanknopingspunten voor het standpunt van werknemer dat de daadwerkelijk verrichte werkzaamheden hiervoor bepalend zijn. Met Evean is de kantonrechter van oordeel dat de taken en verantwoordelijkheden die vermeld staan in de voor de werknemer vastgestelde functiebeschrijving de maatstaf vormen. Daarbij is van belang dat elders in de Cao VVT deze functiebeschrijving uitdrukkelijk de basis vormt voor de functie indeling, de functiewaardering en het daaraan gekoppelde salaris, zoals Evean terecht aanvoert. De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van werknemer zal afwijzen.