Naar boven ↑

Rechtspraak

IMR solutions BV/werknemer
Rechtbank Rotterdam (Locatie Rotterdam), 23 februari 2024
ECLI:NL:RBROT:2024:1357
Kort geding. Retentierecht. Vordering achterstallig loon.

Feiten

Werknemer werkt(e) op basis van een arbeidsovereenkomst bij IMR. Volgens IMR heeft werknemer die overeenkomst op 16 januari 2024 per direct opgezegd, zonder dat sprake was van een dringende reden daarvoor. IMR eist daarom in kort geding dat werknemer wordt veroordeeld om een gefixeerde schadevergoeding te betalen en om de bedrijfsgoederen van IMR terug te geven. Werknemer betwist de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst en claimt retentierecht op de bedrijfseigendommen vanwege uitstaand salaris sinds 1 december 2023.

Oordeel

De kantonrechter veroordeelt IMR tot het betalen van achterstallig loon van 1 december 2023 tot en met 15 januari 2024 aan werknemer. Niet kan worden vastgesteld of IMR het loon vanaf 16 januari 2024 aan werknemer moet betalen. Het staat namelijk vast dat werknemer vanaf die dag niet meer heeft gewerkt voor IMR. Werknemer moet de bedrijfseigendommen afgeven nadat het loon is betaald, waarbij hij tot die tijd rechtsgeldig een retentierecht uitoefent. De kantonrechter acht het niet aannemelijk genoeg dat werknemer zijn arbeidsovereenkomst heeft opgezegd en wijst de eis tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding af.